De Eerste Kamer stelde dinsdag in meerderheid dat de Omgevingswet niet klaar is voor de praktijk. Groot vraagteken blijft of de digitalisering werkt. Tot frustratie van verantwoordelijk minister De Jonge.
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kon de zorgen bij de Eerste Kamer over de Omgevingswet tijdens een overleg vanochtend niet wegnemen.
De senaat zal vermoedelijk pas in oktober of november een besluit over de inwerkingtreding van de Omgevingswet nemen. De ingangsdatum van 1 januari 2023 is daarmee echter nog niet van de baan.
De Eerste Kamer had nog veel vragen aan De Jonge. Senatoren horen uit de praktijk dat veel gemeenten nog niet eens in staat zijn om een vergunningsplan te maken in de nieuwe systemen. De vrees is dat zij in een spreekwoordelijk moeras terechtkomen, als de wet nu groen licht krijgt.
De intimidaties vanuit het ministerie van BZK en de DSO-organisatie om critici de mond te snoeren, vindt de Eerste Kamer bovendien onacceptabel. De minister wil werk maken van dit ‘onheus gedrag’ van zijn ambtenaren, en zegt toe alle signalen die op intimidaties wijzen, te zullen onderzoeken.
DSO
Het belangrijkste voor de Eerste Kamer is echter de stabiliteit van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, het DSO. Er zijn veel problemen met het publiceren van omgevingsplannen.
Vrijdag verscheen een tussenrapportage van Deloitte-adviseurs naar het DSO, in opdracht van De Jonge. Maar dit beperkte onderzoek velt geen oordeel over de stabiliteit en de werking van het DSO.
De senatoren willen wachten op een nieuw advies van het Adviescollege ICT-toetsing. Dat wordt in oktober verwacht. Het adviescollege zelf blijft erbij dat nieuw onderzoek op dit moment niet zinvol is.
In februari concludeerde het Adviescollege dat het Rijk en medeoverheden strakker moeten sturen om de technische mankementen van het DSO op te lossen. Aan de genoemde eis van een ‘integrale kritieke tijdpadplanning’ met duidelijke mijlpalen en beslismomenten is nog niet voldaan, constateert het Deloitte-rapport.
De Jonge wijst erop dat het slechts om een tussenrapportage gaat, eind juli verschijnt het definitieve rapport van Deloitte. De minister stelt dat hij kritiek heeft ondervangen met de Hoofdroute 2022.
‘Op tijd’ gereed
Volgens De Jonge is de landelijke voorziening van het DSO op tijd gereed. Sinds eind april is er niet meer aan de DSO-software gesleuteld en is de fase van ‘indringend ketentesten’ gestart. Ook na de inwerkingtreding van de wet zullen slechts beperkt wijzigingen in de software plaatsvinden, om overheden en leveranciers tijd voor het verhelpen van kinderziektes te geven, aldus de minister. Wel zegde hij een nieuwe voortgangsrapportage toe.
Bovendien veronderstelt De Jonge dat gemeenten die hun software straks niet op het vereiste niveau hebben, niet in de problemen zullen komen. De minister belooft maatregelen zodat zij langer met hun huidige systemen kunnen blijven werken.
De ‘planketen’ uit het DSO halen vindt De Jonge geen verstandige optie, omdat de nieuwe plandocumenten een kernonderdeel van de wet zijn. Ook zou dat tegen de wensen van gemeenten ingaan.
Oefenen is aan gemeenten
Volgens de Aansluitmonitor van de DSO-organisatie zijn pas 158 gemeenten in staat een omgevingsplan te publiceren. Meer dan de helft heeft dus nog niet met het systeem leren werken. Of gemeenten echt de tijd nemen om te oefenen is aan henzelf, benadrukt De Jonge.
De Eerste Kamer is ondertussen verdeeld over inwerkingtreding per 1 januari 2023. Zo vonden eerder 35 senatoren dat het plenaire debat over die deadline niet kon doorgaan, 33 waren van mening dat dit gewoon kon.
Toch zit er nog geen meerderheid voor de minister in, want enkele van de 75 senatoren van coalitiepartijen CDA, ChristenUnie en D66 zitten in het kamp van de critici. De VVD ziet geen belemmeringen voor de invoeringsdatum.
Snakken naar duidelijkheid
Volgens De Jonge snakken gemeenten en andere overheden naar duidelijkheid. Dit zou blijken uit enquêtes die het ministerie houdt. Langer talmen is funest voor de besluitvorming over ontwikkelingsprojecten en de investeringsbeslissingen die hiermee gemoeid zijn, wierp hij de Eerste Kamer opnieuw voor.
De Jonge streefde eerder naar een stemming voor het zomerreces, maar noemt nu oktober als uiterste moment voor de Eerste Kamer. Anders wordt het echt te laat, stelt hij. De senaat krijgt zo snel mogelijk een brief van de minister waarin hij dit zal onderbouwen.
De koepels van gemeenten, provincies en waterschappen drongen er vorige week op aan vast te houden aan 1 januari 2023 en de besluitvorming vóór de vakantie af te ronden. Langer wachten zou de implementatie onder druk zetten.
Tijdens een deskundigenbijeenkomst in de Eerste Kamer eind december bleek overigens dat gemeenten er verschillend in staan. Grotere gemeenten zijn ongeduldig en verlangen een snelle invoering van de wet, want het budget droogt op om nog langer een projectorganisatie in de benen te houden. Kleinere gemeenten blijven kritisch.
Jannie says
“De minister wil werk maken van dit ‘onheus gedrag’ van zijn ambtenaren…”
Laat me raden waar de opdracht vandaan kwam tot dit ‘onheuse gedrag’…
A. de Visser says
Eens met kritiek op de titel. ‘Dwarsligger’ heeft in de basis een negatieve klank, terwijl de Eerste Kamer wat mij betreft probeert te wegen of het verantwoord is om te gaan werken met de nieuwe wet en hele (digitale) infrastructuur eromheen. Een zeer legitieme taak. Het construct ‘Ja, mits’ (met een mits dat pas in oktober definitief kantelt…) lijkt me daarbij door de hele aanloopgeschiedenis een bijna opgedrongen compromis tussen deze legitieme taak en de vrij zonnige schets van de minister. Hele proces voelt inmiddels toch een beetje als ‘ogen dicht, we gaan het doen en het komt vast goed’.
Jeroen Vermeer says
In dit artikel ontbreekt de kern van wat de Eerste Kamer gisteren in aanzienlijke meerderheid uitsprak, namelijk “Ja, mits”.
De Eerste Kamer heeft toegezegd dat zij voor de zomer laat weten of het een ‘ja, mits’ wordt. Zo ‘ja’, en daarvoor lijkt een meerderheid, kan de Eerste Kamer nog aan de noodrem trekken door in oktober geen akkoord te geven op het noodzakelijke Koninklijk Besluit (KB). Minister Hugo de Jonge vatte samen: “Nu een ‘ja’ laten horen maar jezelf een ‘mits’ in de binnenzak doen voor het najaar, omdat je daarmee een veiligheidsgordel hebt”.
Maar dat valt niet te verwachten., Immers, de EK had nu nog net ‘nee’ kunnen zeggen, maar na dit ‘ja, mits’ kunnen ze dat in oktober alleen bij onvoorziene tegenvallers. En het is niet te verwachten dat die de EK zullen bereiken – althans niet voor de inwerkingtredingsdatum.
Antony Fokker says
Titel van dit artikel zou niet moeten zijn: “Eerste Kamer ligt dwars”, maar “Eerste Kamer vult verantwoordelijkheid voor uitvoerbare regelgeving keurig in”. Ik zou deze wijziging graag verwerkt zien, zodat duidelijk is bij wie de verantwoordelijkheid voor een op alle niveaus goed functionerend stelsel voor de omgevingswet berust.
En dat de Eerste Kamer zich terecht zorgen maakt, is natuurlijk wel een teken aan de wand. De eerder deze week gemaakte vergelijking met de Ferrari, die een Mercedes werd, die een Opel werd en nu als Lada wordt afgeleverd is daar wel heel passend voor.
Dick van Elk says
Zijn 158 gemeenten wel in staat met hele programma en alle functionaliteit te werken? Zo niet, waarin verschillen ze met de ongeveer 200 gemeenten die nog niet of slechts gedeeltelijk hun zaken hebben geregeld? Opleiding? Andere software? Ervaring? Personeelstekort? Onvoldoende support leverancier(s)?
Daan van Kempen says
Wat een vervelende titel van dit artikel, suggestief en subjectief.
Als de implementatie aan de voorkant niet volledig op orde is dan is het zogenoemde moeras van ongekende omvang en ontstaan er enkel meer achterstanden op de inhoudelijke beoordelingen waar de wet voor bedoeld is. Gelukkig neemt de Eerste Kamer een kritische rol aan. De toepassing van de omgevingswet kan alleen succesvol zijn als op zijn minst de infrastructuur er omheen goed is.