In de vierde ronde van de Woningbouwimpuls zijn 20 van de 29 aanvragen goedgekeurd voor het versneld realiseren van woningen. Minister De Jonge van Volkshuisvesting kent daarmee ongeveer 110 miljoen euro toe aan die projecten. De overige ruim 100 miljoen die nodig is wordt betaald door gemeenten en provincies.
Deze ronde van de Woningbouwimpuls moet goed zijn voor 24.768 woningen, waarvan ongeveer 68 procent betaalbaar. Dat schrijft De Jonge in een brief aan de Tweede Kamer. Net als de vorige tranches zijn de locaties verspreid over heel Nederland. De bijdrage vanuit de Woningbouwimpuls bedraagt bijna 3.750 euro exclusief btw per gerealiseerde woning. Dat is fors lager dan in de voorgaande tranches. In de derde ronde was het 4900 euro, in de tweede 5.058 euro en in de eerste ronde 5.900 euro per woning.
Kleinere gemeenten
Sinds de vierde ronde zijn de mogelijkheden voor kleinere gemeenten vergroot. Zo kunnen gemeenten een gebundelde aanvraag doen en gemeenten met minder dan 50.000 inwoners een project indienen met minimaal 200 woningen. Onder meer de kleine gemeenten Bernheze, Hof van Twente en Wijchen kregen een bijdrage toegekend. In onderstaand overzicht is te zien waar het geld naartoe gaat.
Vijfde ronde
Er komt ook een vijfde ronde van de Woningbouwimpuls. Het loket wordt opengesteld van 15 februari tot 31 maart 2023 en het plafondbudget is vastgesteld op 250 miljoen euro. In die ronde geldt voor de grens van betaalbare koop niet langer meer de Nationale Hypotheek Garantie-grens. In plaats daarvan is deze vastgesteld op 355.000 euro. ‘Met als doel om meer betaalbare koopwoningen te realiseren,’ schrijft De Jonge.
Kritiek
Eind juni kwam de Algemene Rekenkamer met ferme kritiek op de Woningbouwimpuls. ‘Het niet duidelijk of dankzij de regeling sneller, betaalbaarder en meer huizen gebouwd worden. En er is geen rekening gehouden met mogelijke verdringing.’ Volgens de Rekenkamer is er een reëel risico dat het Rijk bijdraagt aan projecten die er anders ook zouden komen. ‘De onderbouwing voor deze rijksbijdrage schiet tekort.’
Minister De Jonge kwam op basis van eigen onderzoek tot een andere conclusie, dat de regeling effectief en doelmatig is. Gemeenten zouden bevestigen dat ze sneller en meer woningen realiseren. De Rekenkamer wilde een wezenlijk andere opzet van de Woningbouwimpuls, maar dat is op basis van zijn eigen onderzoek niet nodig, gaf De Jonge aan.
Onderbouwing
Wel ‘herkende’ de bewindsman dat de toegevoegde waarde van de Woningbouwimpuls moeilijk voor de korte termijn is vast te stellen. Resultaten worden pas op langere termijn meetbaar. Om toch meer inzicht te krijgen, wilde De Jonge bij de vierde ronde een ‘scherpere onderbouwing’ van gemeenten.
Of dat ook gebeurd is daar wordt door de minister geen woord over gerept, hij schrijft alleen: ‘Het is positief om te constateren dat het merendeel van de gemeenten is gelukt om te komen tot een kwalitatief goede aanvraag die de zorgvuldige externe toetsing hebben doorstaan. Het slagingspercentage van de ingediende aanvragen is significant gestegen in vergelijking met de vorige tranches.’
Geef een reactie