Eens in de zoveel tijd duikt een discussie op om gemeenschappelijke regelingen, en dan met name openbare lichamen, te dualiseren. Daarmee wordt bedoeld dat in het algemeen bestuur raadsleden zitting nemen, terwijl in het dagelijks bestuur juist collegeleden zitten. Maar hoe werkt dat dan? Rob de Greef legt het uit in het eerste deel van dit blog.
Dat raadsleden zitting nemen in het algemeen bestuur is nu wettelijk niet toegestaan, omdat de Wet gemeenschappelijke regelingen nog altijd een monistisch stelsel kent. Daarbij moeten de leden van het dagelijks bestuur altijd ook lid zijn van het algemeen bestuur (althans voor de meerderheid en in elk geval de voorzitter).
Nieuw gedualiseerd model
Maar stel nu dat de wet voortaan zou voorschrijven dat het algemeen bestuur uit raadsleden bestaat, en het dagelijks bestuur uit leden van het college. Dat zou prima geregeld kunnen worden bij bijvoorbeeld gemengde regelingen tussen raden en colleges. Daarin gaat het immers om zowel raads- als collegebevoegdheden.
Uitgangspunt moet dan wel zijn dat bevoegdheden van de raden worden overgedragen aan het algemeen bestuur, en die van het college aan het dagelijks bestuur. Zoals dat tot 2015 ook wettelijk gold. Het algemeen bestuur gaat dan over kaderstelling, ook in formele zin (de overgedragen verordenende of planbevoegdheden), en de controle. Het dagelijks bestuur gaat over de uitvoering.
Ook bij collegeregelingen?
Ook bij collegeregelingen zou het interessant kunnen zijn. Maar eveneens op voorwaarde dat de betrokken collegebevoegdheden dan wel geheel en al worden overgedragen aan het dagelijks bestuur. Het past immers niet binnen de dualisering van het gemeentebestuur dat raadsleden in het algemeen bestuur collegebevoegdheden gaan uitoefenen. Dat zou leiden tot rolvermenging, iets wat volgens de Raad van State onwenselijk is.
Het algemeen bestuur van deze collegeregelingen kan dan regionale kaderstelling en controle voorbereiden namens de raden. Deze kaderstelling en controle is in beginsel immers politiek van aard sinds de dualisering. Men moet dat vooral doen via instrumenten als moties en toezeggingen van in dit geval het dagelijks bestuur. Meer regionaal gerichte controle door de volksvertegenwoordigers wordt dan mogelijk. Het algemeen bestuur zou dan bijvoorbeeld ook kunnen beslissen over het regionale enquêterecht, dat nu nog een bevoegdheid is van alle raden unaniem en daarmee vrij onbruikbaar.
Of toch maar niet?
Waar het gaat wringen is vooral bij de verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur moet haast wel verantwoording afleggen, anders is politieke controle door dat algemeen bestuur zo goed als afwezig. Ook de kaderstellende rol wordt zonder verantwoordingsplicht beperkt. Het algemeen bestuur zou dan ook over benoemings- en ontslagrechten moeten beschikken ten aanzien van de dagelijkse bestuurders.
Verantwoording
De leden van het algemeen bestuur leggen dan verantwoording af aan hun eigen raad. Op zich duidelijk. Maar dat betekent dat de sturing door colleges van burgemeester en wethouders geheel weg is, iets wat zeker bij collegeregelingen toch als onwenselijk moet worden gezien.
Maar als je dat laatste probleem ondervangt door een rechtstreekse verantwoordingslijn aan de colleges, kan het dan wel? Het tweede deel van deze blog gaat op deze vragen in.
Rob de Greef is senior adviseur en directeur bij Cooperación, docent/onderzoeker staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en gemeenteraadslid voor de VVD in Helmond. Hij is gespecialiseerd in gemeenterecht, bestuurlijk organisatierecht en governance-vraagstukken en publiceert hier veelvuldig over.
Geef een reactie