In deel 2 van het blog over dualisering van gemeenschappelijke regelingen antwoorden op de vraag hoe het zit met verantwoording van het dagelijks en algemeen bestuur aan de colleges. De conclusie van deze blogs is dat een gedualiseerd model al met al tot veel meer problemen leidt dan er nu zijn.
In het eerste deel van dit blog is ingegaan op de mogelijke dualisering binnen een gemeenschappelijk openbaar lichaam en de betekenis daarvan voor de relatie tussen dagelijks bestuur en algemeen bestuur.
College vertegenwoordigen
De vraag rijst of de leden van het dagelijks bestuur in een gedualiseerd model dan ook het college waarvan ze afkomstig zijn vertegenwoordigen? Onder de huidige Wgr is dat immers expliciet niet zo. De leden van het dagelijks bestuur leggen alleen verantwoording af aan het algemeen bestuur. Maar zonder een verantwoordingslijn naar de colleges hebben de colleges geen inbreng meer in het bestuur van het openbaar lichaam. Het algemeen bestuur vertegenwoordigt dan immers de raden.
Dagelijks bestuur
Het lijkt dan ook eenvoudig om te regelen dat een lid van het dagelijks bestuur verantwoording aflegt aan het college waaruit hij afkomstig is. Toch is dat niet zo simpel. Het dagelijks bestuur is een collegiaal bestuursorgaan. Dat betekent dat het met één mond spreekt. De leden van het dagelijks bestuur vertegenwoordigen dus niet het college, maar hebben een collectieve verantwoordelijkheid voor het openbaar lichaam.
Portefuilles
Op zich kan daarover natuurlijk verantwoording worden afgelegd aan de colleges, maar dat zou door het dagelijks bestuur of een portefeuillehouder moeten zijn en niet door het lid dat toevallig uit het betreffende college komt. Zoals het ook bij een college van burgemeester en wethouders gaat. Als ook het dagelijks bestuur net als het algemeen bestuur een vertegenwoordigend orgaan wordt, dan krijg je twee dezelfde gremia naast elkaar. Ook niet echt wenselijk.
Een relatie tussen die twee zou dan ook weer niet passen. En wanneer het dagelijks bestuur een vertegenwoordigend orgaan wordt, rijst de vraag of alle deelnemers vertegenwoordigd zouden moeten zijn. Dat zou kunnen leiden tot een erg groot dagelijks bestuur bij sommige regelingen. Daarbij krijgen vele bestuurders dan eigenlijk geen portefeuille, want zoveel zijn er simpelweg niet bij een functioneel gericht bestuur.
College versus algemeen bestuur
Stel nou dat er tóch een verantwoordingslijn rechtstreeks aan de colleges in de Wgr zou worden opgenomen. Wat doet dan met de verantwoordingslijn van dagelijks bestuur naar algemeen bestuur, en via een lid van het algemeen bestuur (en eventueel via het college) naar de raad? Het wordt voor een dagelijks bestuur natuurlijk zo goed als onmogelijk goed te besturen als én het algemeen bestuur én een college politiek gaan sturen op dat dagelijks bestuur. Zeker wanneer de sturing niet eenduidig is.
Kan het algemeen bestuur een lid van het dagelijks bestuur dan wegsturen bij gebrek aan vertrouwen, wanneer uitgevoerd wordt wat een of meerdere colleges willen? Of kan het college dat iets anders wil dan zijn eigen lid in het dagelijks bestuur een aanwijzing meegeven, en ontslaan wanneer deze niet wordt opgevolgd? Of beslissen alle colleges gezamenlijk daarover? En wat als het dagelijks bestuur anders besluit dan de eigen vertegenwoordiger stemt? Het dagelijks bestuur is immers collegiaal. Dat brengt de bestuurder in een haast onmogelijke spagaat.
Meer problemen
Al met al leidt een gedualiseerd model tot veel meer problemen dan er nu zijn. Het zou hoogstens de raden wat dichter bij de samenwerking betrekken. Maar dat weegt naar mijn mening dus niet op tegen de in de blogs genoemde kanttekeningen en vragen.
Rob de Greef is senior adviseur en directeur bij Cooperación, docent/onderzoeker staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en gemeenteraadslid voor de VVD in Helmond. Hij is gespecialiseerd in gemeenterecht, bestuurlijk organisatierecht en governance-vraagstukken en publiceert hier veelvuldig over.
Geef een reactie