Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt dat het verplichte jaarlijkse overleg over onderwijsachterstanden niet altijd plaatsvindt. Waar wél wordt gesproken, blijven concrete afspraken soms uit. De inspectie ziet hierbij ruimte voor verbetering van gemeentelijke taken.
Dit meldt de inspectie in het rapport Lokale Educatieve Agenda (LEA) en voor- en vroegschoolse educatie (vve). Lokale overheden moeten helpen onderwijsachterstanden te voorkomen. ‘Gemeenten pakken die rol ook en zijn actief bezig met het verminderen van risico’s op achterstanden en de bijbehorende kansenongelijkheid. Tegelijkertijd zijn hun resultaten wisselend. Op meerdere punten is dan ook ruimte voor verbetering,’ zo vat het rapport samen.
Wel overleg, weinig afspraken
Er geldt een plicht voor gemeenten om jaarlijks te overleggen met kinderopvanghouders en schoolbesturen, onder de noemer de Lokale Educatieve Agenda (LEA). ‘We wijzen gemeenten erop dat het voeren van het jaarlijkse overleg een verplichting is die hoort bij de taken die zij vanuit de onderwijswetten in medebewind kregen.’ Daarbij worden zaken behandeld als het bevorderen van integratie, tegengaan van segregatie, en het bestrijden van onderwijsachterstanden.
Ook over voor- en vroegschoolse educatie (vve) moet verplicht overleg plaatsvinden tussen gemeenten en betrokken partijen. De inspectie constateert dat nog niet alle gemeenten jaarlijks deze gesprekken voeren. ‘Wanneer er wel overleg plaatsvindt, lukt het niet altijd om tot concrete afspraken te komen.’
Bereik verslechterd
De inspectie benadrukt het belang van een tijdig begin met voorschoolse educatie voor kinderen die dit nodig hebben. Te laat starten, kan betekenen dat een kind op school begint met een onderwijsachterstand. De kinderen om wie het gaat, zouden bovendien steeds slechter bereikt worden. Een kwart van de ‘doelgroepkinderen’ valt buiten de boot, berekende de inspectie.
Gemeenten moeten kritisch kijken naar de uitvoering van hun wettelijke taken, aldus de inspecteurs, en de gewenste werkwijze verankeren in een kwaliteitscyclus. Kennis delen en het uitwisselen van ervaringen en ideeën worden daarbij aangemoedigd. ‘Gemeenten die hun taakuitvoering goed op orde hebben, kunnen tenslotte een voorbeeld zijn voor gemeenten die nog stappen moeten maken.’
Landelijke criteria
De inspectie voert jaarlijks een verdieping op een thema uit, om zo beter inzicht te krijgen in de werking van het stelsel en de uitvoering door gemeenten. Ditmaal lag de ‘doelgroepdefinitie’ onder de loep. Een aanbeveling op dit gebied is het ontwikkelen van landelijke criteria om te bepalen welke peuters precies in aanmerking komen voor voorschoolse educatie.
Nu bepalen gemeenten de doelgroep zelf. ‘Dit kan ertoe leiden dat een kind in de ene gemeente wel recht heeft op voorschoolse educatie, terwijl hetzelfde kind in een andere gemeente geen recht heeft hierop. Daardoor is er ongelijke toegang tot voorschoolse educatie,’ aldus de inspectie.
Landelijke criteria moeten zulke verschillen voorkomen. ‘Wel zou er voor gemeenten ruimte moeten blijven om in te spelen op aanvullende lokale wensen en behoeften.’
Geef een reactie