Wie een ruimtelijk project van de grond wil krijgen, heeft vaak te maken met verschillende overheden en moeite om al hun vergunningen aan te vragen. “We moeten een stap verder op dit gebied.”
De kritiek komt voort uit de frustratie dat ook voor beperkte integrale projecten al meerdere bestuurslagen nodig zijn, zegt procesmanager Robert Jan Jonker van ingenieurs- en adviesbureau Grontmij. Vooral tijdens zijn werk aan de RuimtevoordeRivier-maatregelen verbaasde Jonker zich over de tijd die gaat zitten in het afstemmen van de plannen met ambtenaren van gemeenten, provincies en waterschappen. “Dit is niet goed uit te leggen. Het kan een stuk eenvoudiger. We moeten een stap verder op dit gebied.”
Het probleem is de tijd die het kost om alle vergunningen voor elkaar te krijgen voordat er überhaupt met het werk kan worden begonnen. De procesmanager pleit daarom voor één contactpersoon van één overheid, wat momenteel nog een wensdroom is.
“Verschillende overheden geven ieder hun eigen vergunningen voor deeltjes van het plan”, weet Jonker. Waarom? “Zo zit onze regelgeving nu in elkaar. Het is ook wel begrijpelijk als je kijkt naar de sectorale opbouw van de milieuwetgeving vanuit de jaren ’70 en ’80, maar op deze manier haal je de doelstelling van het integrale werk niet.”
Omgevingswet
Jonker wil graag integraal werken, maar de nieuwe Omgevingswet helpt nog niet voldoende mee. Hij pleit ervoor dat één overheid wordt aangewezen als bevoegd gezag voor integrale projecten. In de meeste gevallen zal dit de provincie zijn, denkt de procesmanager. Een provincieambtenaar zal de belangen van de overheden in kaart brengen en de eisen en wensen bespreken met de opdrachtnemer. “Ik kijk ernaar vanuit de burger met belangen in het gebied. Dit kan echt handiger.”
De consequentie is dat gemeenten bepaalde vergunningen niet meer afgeven, wat ze mogelijk als nadeel zien. “Overheden houden graag hun bevoegdheden, maar zo verhinderen zij wel dat de burger het allemaal nog begrijpt en dat we efficiënt kunnen werken.” De nieuwe Omgevingswet moet het doel van een ruimtelijk project meer centraal stellen, is de conclusie.
Geef een reactie