Transparantie en openheid van het bestuur staan in Nederland hoog in het vaandel. Maar is dit wettelijk voldoende geregeld? Want de roep om meer openheid en transparantie wordt steeds luider.
– o p i n i e –
Hierbij een algemene schets van de wijze waarop de openbare toegankelijkheid en transparantie van het bestuur in Nederland is geregeld. Daarnaast wordt een doorkijk gegeven naar de op handen zijnde wijziging van de wetgeving, die volop in ontwikkeling is en waar zowel voor overheden als marktpartijen zeker kansen lijken te liggen. Deze wetgeving dwingt namelijk tot een meer actieve openbaarmaking van informatie en dat is, gelet op de huidige tijdsgeest, een positieve ontwikkeling.
Is de huidige Wet openbaarheid van bestuur (nog) wel toereikend?
In Nederland is de actieve openbaarmakingsverplichting voor overheden en semi-overheden geregeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Met de inwerkingtreding van deze wet in 1980 was Nederland gidsland op het gebied van transparantie en openbaarheid van bestuur.
Sindsdien is de maatschappij veranderd en hebben burgers en bedrijven andere verwachtingen van hun bestuur gekregen. Ideeën over de democratie en rechtsstaat zijn in lijn daarmee geëvolueerd. Openbaarheid van bestuur is een essentieel onderdeel geworden van elke moderne democratie. De algemene gedachte is dat overheden en semi-overheden meer inzicht geven in hun functioneren. Niet alleen het eindresultaat van besluitvorming of beleid is van belang, minstens zo belangrijk is de manier waarop tot besluiten is gekomen.
Een breed gedragen gedachte is, dat onder de huidige Wob te weinig informatie uit eigen beweging openbaar wordt gemaakt. Door de nu geldende uitzonderingsgronden zou ook teveel belangrijke informatie van publieke controle worden uitgesloten. De huidige Wob geeft in artikel 8 een algemene opdracht aan bestuursorganen om informatie over beleid te openbaren, zodra dat in het belang van een goede en democratische bestuursvoering is. Het is echter aan het bestuursorgaan om te beoordelen of daar sprake van is. Nu er in de huidige regelgeving geen aanwijzingen worden gegeven welk soort informatie actief openbaar moet worden gemaakt, is er veelal sprake van willekeur. Deze regelgeving is daarmee te vrijblijvend en lijkt daarmee aan vervanging (aanpassing naar de huidige tijd) toe.
De ‘Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur’: kansen voor zowel overheden als marktpartijen
Dit signaal is in politiek Den Haag opgepikt en – na vele evaluaties en verbetervoorstellen – heeft in 2012 een eerste versie van de ‘Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur’ (Nieuwe Wob) het licht gezien. De gedachte die achter de nieuwe regelgeving zit raakt exact de kern van de discussie tussen markt en overheid. Die discussie richt zich voornamelijk op de gedachte dat overheden niet geneigd zouden zijn om (te veel) informatie prijs te geven, aangezien dit negatieve (financiële) gevolgen zou kunnen hebben voor de desbetreffende bestuursorganen. Naar mijn mening weegt deze angst, voor zover daar inderdaad sprake van is, niet op tegen de vele voordelen die transparantie met zich meebrengt.
Openbaarheid en transparantie zijn namelijk niet alleen nuttig en noodzakelijk voor burgers en bedrijven, maar bieden ook grote kansen voor overheden en semi-overheden. Transparantie vergroot het maatschappelijk draagvlak en biedt burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven de mogelijkheid om eerder op de hoogte te raken van de plannen van en ontwikkelingen binnen de (semi)publieke sector. De maatschappelijke dialoog die zo kan ontstaan, biedt daarmee kansen in de vorm van verbeterde samenwerking met publiek en bedrijfsleven.
Met een toename van openbaarheid en transparantie wordt, zowel voor overheden als marktpartijen, de mogelijkheid vergroot om economische munt te slaan uit de publieke informatie. Overheden verzamelen bij hun activiteiten namelijk grote hoeveelheden gegevens, die van waarde kunnen zijn voor allerhande economische activiteiten en voor verhoging van de effectiviteit van het functioneren van de overheid.
De ‘Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur’: meer duidelijkheid en structuur
Een belangrijk verschil tussen de huidige Wob en de in voorbereiding zijnde nieuwe wet, is dat er een opsomming in de wet zal worden opgenomen welke informatie actief door bestuursorganen moet worden verstrekt. Dit beperkt zich niet, zoals nu, tot enkel beleid, maar ook tot adviezen van adviescommissies, gesloten convenanten en documenten inzake de voorgenomen uitvoering van een publieke taak. Daarmee wordt de reikwijdte van de actieve informatieverstrekking groter en zal minder ruimte ontstaan voor willekeur. Zowel overheden als marktpartijen zijn bij deze duidelijkheid en structuur gebaat en weten wat zij van elkaar kunnen verwachten.
Een ander kenmerk van de voorgenomen nieuwe regeling is het duidelijke streven naar openheid en transparantie, dat zich uit in het verdwijnen van de absolute uitzonderingsgronden. Die hielden in dat informatie geweigerd wordt zodra een te beschermen belang in het geding was, zonder dat daadwerkelijk moest worden aangetoond dat openbaarmaking schadelijke gevolgen zou hebben. Deze uitzonderingsgronden worden, zoals het er nu naar uit ziet, relatief. Dat betekent dat altijd een afweging moet worden gemaakt tussen het belang dat door de uitzonderingsgrond beschermd wordt en het algemeen belang van openbaarmaking van informatie. Alleen wanneer ernstig nadeel wordt toegebracht aan de genoemde belangen, dat het algemeen belang van openbaarheid overstijgt, kan openbaarmaking achterwege blijven. Enkele vrees is niet meer voldoende om openbaarmaking achterwege te laten. Actieve openbaarmaking is daarmee het credo.
De ‘Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur: daadwerkelijk meer openheid en transparantie?
Het voorgaande leidt tot de vraag of met een aanpassing van de regelgeving daadwerkelijk meer openheid en transparantie te verwachten is. Zal er, in vergelijking met het huidige systeem, eerder actieve informatie moeten worden verstrekt over vastgoedkenmerken als oppervlak, waarde, kosten en opbrengsten? Ondanks dat deze inschatting lastig te maken is, lijkt de verwachting reëel dat daar inderdaad sprake van zal zijn.
In de nieuwe regeling wordt namelijk een veelgebruikte uitzonderingsgrond voor deze informatie in de huidige openbaarheidspraktijk, namelijk het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling, niet (meer) opgenomen. In de praktijk wordt deze uitzonderingsgrond vaak gebruikt (of misbruikt) als restgrond. Daar staat tegenover dat ‘de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of organen’ als uitzonderingsgrond gehandhaafd blijft. Dat openbaarmaking van informatie voor bestuursorganen een lastige situatie met zich meebrengt, of dat daardoor een extra inspanning van bestuursorganen noodzakelijk is, is op zichzelf nog geen indicatie dat het economische belang ernstige schade wordt toegebracht. Deze uitzonderingsgrond geldt alleen indien er door openbaarmaking daadwerkelijk ernstig nadeel wordt toegebracht én dit nadeel het algemeen belang van openbaarheid overstijgt. De praktijk zal echter moeten uitwijzen in welke gevallen daar sprake van zal zijn.
Conclusie: ‘oude wijn in nieuwe zakken’?
Het is duidelijk dat de huidige maatschappij vraagt om meer openheid en transparantie. Ondanks dat de huidige wet- en regelgeving kansen biedt aan overheden om meer openheid en transparantie na te streven, zal dit streven met een nieuwe regeling nadrukkelijker naar voren komen en hopelijk (daardoor) snel(ler) worden opgepikt. Naar mijn mening staat in ieder geval buiten twijfel dat er voldoende kansen liggen om de openheid en transparantie te vergroten, waarmee zowel overheden als marktpartijen van de voordelen kunnen profiteren.
De gemeentelijke vastgoedportefeuille Een concreet voorbeeld van de meerwaarde van openheid en transparantie betreft de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Door vastgoedinformatie toegankelijk te maken stijgt de kwaliteit van de gegevens doordat burgers corrigerend kunnen optreden. Zij krijgen bovendien inzicht in wat er met hun belastinggeld gebeurt. Specifieke groepen burgers ontlenen steun aan de gegevens. Zo heeft Rotterdam een City Guide Map waarmee invalide inwoners en bezoekers hun weg kunnen vinden. Tenslotte stimuleert meer openheid de economie, doordat ondernemers sociale en demografische gegevens uit het vastgoed kunnen gebruiken voor hun marketing.
Veel gemeenten stellen via het web al vastgoedinformatie ter beschikking. Meestal is dat informatie over de verkoop- en verhuurmogelijkheden van het beschikbare vastgoed en de vrije kavels. De gemeente Arnhem noemt dat het Vastgoedplein. In Bergen op Zoom komt de bezoeker uit bij de website van de stadsmakelaar. Deze vastgoedinformatie dient een direct economisch belang, namelijk het vinden van een nieuwe eigenaar of huurder.
Met gegevens over het vastgoed dat in gebruik is, zijn gemeenten minder scheutig. De gemeente Utrecht is hierop een uitzondering, want die geeft een overzicht van al haar objecten met adres, oppervlakte en functie. Gemeenten die zo ver gaan dat ze financiële informatie delen zijn vooralsnog niet te vinden.
Auteur Mr. Arjan Loo is Advocaat Overheid en ruimtelijke ontwikkeling bij Poelmann van den Broek advocaten te Nijmegen. Hij schreef dit artikel op verzoek van Bouwstenen voor Sociaal, platform voor maatschappelijk vastgoed. Bovenstaand artikel is een uitgebreide versie van zijn bijdrage in de publicatie ‘In Control! Vergelijking van informatiesystemen voor vastgoed- en facility management’
Geef een reactie