De wereldwijde klimaatverandering zal ook vooral voor de lokale overheid, die zowel ruimtelijke taken uitvoert als gedetailleerde kennis heeft van het eigen gebied. Hoe passen gemeenten zich aan de klimaatverandering aan en waardoor wordt dit proces gedreven?
Onderzoekers van de Universiteit Twente ontdekten dat de grootte van de gemeente en de kleur van de verantwoordelijk wethouder het meest bepalend zijn voor het klimaatbeleid. Verder blijkt het niveau van kennis over klimaatverandering zeer te verschillen tussen gemeenten, variërend van een minimale krantenkennis tot een heel specifieke toepassingskennis. Maya van de Berg, een van de onderzoekers, beschrijft hieronder haar bevindingen.
Vanwege de klimaatverandering moeten we ons voorbereiden op grilliger
weer, grotere hoeveelheden neerslag, meer hittegolven en een toenemend
overstromingsrisico. Juist op gemeentelijk niveau speelt de vraag hoe de
overheid de samenleving daarop kan voorbereiden.
We bestudeerden het
adaptatiebeleid van negen heel verschillende gemeenten: Tubbergen,
Utrecht, Noord-Beveland, Breda, Schiermonnikoog, Terschelling, Almere,
Millingen aan de Rijn en Nijmegen. De mate waarin een gemeente zich kan
(en wil) aanpassen aan de klimaatverandering is nauw verbonden met
kennis.
Uit interviews met verantwoordelijke ambtenaren in de negen
gemeenten bleek dat zij een zeer wisselende mate van kennis hebben over
de effecten van klimaatverandering en de maatregelen die de gemeente kan
nemen.
Grotere gemeenten weten meer over klimaatverandering
Over het algemeen kan worden gesteld dat – vergeleken met kleine
gemeenten – grote gemeenten beter in staat zijn om gedetailleerde kennis
te verzamelen en toe te passen. Bij een grote gemeente zijn letterlijk
meer handen beschikbaar om aan het thema te werken, een relevant netwerk
te onderhouden en kennis uit te wisselen. Hier kunnen tientallen
beleidsambtenaren verantwoordelijk zijn voor watermanagement,
ruimtelijke ontwikkeling en milieu, terwijl dit in kleine gemeenten het
domein van één ambtenaar kan zijn.
Wanneer we wat gedetailleerder kijken
naar de kennisvergaring bij de onderzochte gemeenten, dan blijkt elke
gemeente daar zijn eigen kanalen voor te hebben. Ondertussen geven de
ambtenaren wel aan graag van elkaar te leren – en vooral ook te leren
van voorloper en over best practices. Probleem echter is dat er op dit
moment geen organisatie of orgaan is dat de brug vormt. Er is vooral
veel behoefte aan toepasbare, praktische informatie over de effecten van
klimaatverandering op de eigen regio en aan kennis over de best
toepasbare adaptatietechnieken.
Netwerken helpt
Opvallend was dat gemeenten die actief zijn op het gebied van
klimaatadaptatie in allerlei netwerken betrokken zijn, van EU-projecten
tot stedelijke netwerken en intergemeentelijke samenwerking. De
geïnterviewde ambtenaren gaven aan dat deze netwerken een sleutelrol
vervullen, omdat ze kennisuitwisseling faciliteren en omdat zo de
mogelijkheid bestaat om de kosten te delen van gezamenlijk onderzoek en
proefprojecten. De stimulans die uitgaat van dergelijke projecten maakt
dat er lokaal adaptatieactiviteiten plaatsvinden die anders te duur
zouden zijn voor een individuele gemeente.
De onderzochte gemeenten hebben een eenvormig beeld van de rol van de
gemeente en de andere overheden bij de voorbereiding op
klimaatverandering. De gemeente kan bij uitstek een voorbeeldrol
vervullen en zo als lokale aanjager dienen om een duurzamer samenleving
te bereiken. Ze hebben echter ook een duidelijke visie op de rol van de
nationale overheid. De ambtenaren die wij gesproken hebben, zien hier
een rol weggelegd voor VROM in het bijzonder.
Het ministerie zou als
facilitator en coördinator moeten optreden om tot een evenwichtige
kennisverspreiding te komen. De nationale overheid zou gemeenten kunnen
steunen bij lokale adaptatie-initiatieven, een toolkit met
adaptatieopties, best practices en instrumenten. Ook zou het rijk de
bestaande wet- en regelgeving kunnen aanpassen, zodat er op lokaal
niveau meer adaptatie kan worden ‘afgedwongen’ – bijvoorbeeld bij
projectontwikkelaars.
Enthousiastelingen belangrijke factor
De aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering is een complex
beleidsthema bij de gemeenten in ons land. Wij hebben inzicht willen
krijgen in de interne en externe factoren die dit beleidsthema
beïnvloeden. Bij onze studie viel het op dat de rol van een lokale
enthousiasteling in de gemeentelijke organisatie belangrijk is. Een
wethouder voor milieu met een ‘groene’ achtergrond lijkt cruciaal voor
een breed klimaatbeleid inclusief klimaatadaptatieplannen.
Steden doen meer dan dorpen
De factoren risico en ervaring bleken niet zo doorslaggevend als vooraf
gedacht. Zo blijken de gemeenten die ervaring hebben met overstroming,
en tevens verhoogd risico lopen, ‘gewend’ te zijn om zich voor te
bereiden op klimatologische voorvallen. De stedelijke gemeenten zonder
ervaring of verhoogd risico bereiden zich echter op vergelijkbare wijze
voor, terwijl de plattelandsgemeenten in deze categorieën dat niet
(kunnen) doen. De grootte van een gemeente blijkt wel veel verschil te
maken, maar dit is niet de belangrijkste factor: in de stad Almere
blijkt veel minder te gebeuren dan in de andere drie steden. Dit hangt
mogelijk samen met de collegesamenstelling (geen GroenLinks).
Drie van de vier stedelijke gemeenten zijn actieve voorlopers in
klimaatmitigatie (Utrecht, Breda en Nijmegen). Over het algemeen zien
zij klimaatadaptatie als een extra dimensie van klimaatbeleid. Terwijl
klimaatmitigatie urgent is geworden, blijkt klimaatadaptatie echter
nieuw en omgeven met veel onzekerheden.
In vrijwel alle onderzochte
gemeenten maakte men zich weinig zorgen over de eigen kwetsbaarheid en
de mate van voorbereiding. Ondanks de complexiteit van het probleem
gaven de respondenten in de drie actieve steden aan dat zij verwachten
dat klimaatadaptatie evengoed geleidelijk zal ‘landen’ zoals ook bij
klimaatmitigatie, dat nu een algemeen geaccepteerd beleidsthema is.
Geef een reactie