‘Code oranje’. Deze slogan wekt de indruk dat er een urgente kwestie aan de orde is. Volgens de initiatiefnemers voor het afkondigen van deze ‘code’ is dat in het openbaar bestuur het geval. Zij pleiten voor een ‘grondig herontwerp’ van de democratie. Onder meer lanceren zij het idee om bij lokale politieke besluitvorming meer gebruik te maken van breed samengestelde burgerfora. Volgens sommige van de betrokkenen bij dit initiatief zouden dergelijke burgerfora zelfs gemeenteraden kunnen vervangen.
Nu is het vandaag aan de dag gebruikelijk geworden om te suggereren dat de huidige wijze van politiek bedrijven niet deugt. En, laat ik daar eerlijk over zijn, daar is veel voor te zeggen. Beroepsmatig woon ik met grote regelmaat in diverse gemeenten raadsvergaderingen bij. Dat is echt geen pretje. Het gemuggenzift, elkaar vliegen afvangen, wederzijds onbegrip, proceduregeneuzel, doof en blind zijn voor signalen die niet in de kraam te pas komen, ik zie het allemaal gebeuren. In de pleidooien voor het passeren van gemeenteraden herken ik de begrijpelijke ambitie om al die lastige raadsleden een toontje lager te laten zingen.
Enkele jaren terug, toen ik als lector aan Fontys Bestuursacademie, een rede mocht uitspreken[1], heb ik er al op gewezen dat het huidige systeem van lokale besluitvorming uit elkaar begon te rammelen. En, daar maak ik geen geheim van, mijns inziens lag de achilleshiel inderdaad bij de raad. De ambtelijke organisatie en daarnaast met name burgemeesters waren zich snel aan het professionaliseren. Raadsleden, vrijwilligers met zeer beperkte hulpmiddelen en ondersteuning, hadden het nakijken. Daardoor zitten ze nu in een positie waarin ze nauwelijks andere keuzen hebben dan amechtig de bijna al voor hun genomen beslissing te traineren, of – omdat ze dat nu eenmaal kunnen – om de voorstellen af te schieten.
Maar de oplossing voor dit probleem ligt niet in het dan maar op een zijspoor schuiven van de raad. Eerder integendeel, de raad moet zich kunnen versterken. Er moet veel meer ondersteuning komen voor de raad. De informatiepositie van de raadsleden moet worden verbeterd. Daar zijn nog vele, nog weinig beproefde instrumenten voor, bijvoorbeeld het werken – naar Europees voorbeeld – met rapporteurs. Dat zijn raadsleden die met forse ambtelijke ondersteuning de ruimte krijgen om een maatschappelijk probleem te verkennen en daarover verslag uit te brengen aan de voltallige raad. Er zou ook veel meer aandacht moeten zijn voor een open beleidsproces. Neem raadsleden van begin tot einde daarin mee. Praat ze bij over de uitdagingen en mogelijke oplossingen. Zolang dat niet gebeurt, is het begrijpelijk dat ze zich keer op keer voor het blok voelen gezet. Hun enige verdedigingsmogelijkheid, in die paar dagen die hun rest tussen het ontvangen van een dikke nota en de vergadering waar die ter sprake komt, is dan louter nog om er pontificaal voor te gaan liggen. Dat staat niet fraai, maar alle andere mogelijkheden zijn dan al gepasseerd.
En ja, vele raden moeten uit de modus worden gehaald waarin jarenlange irritaties vergadering op vergadering worden gebotvierd. Want dat is echt niet fraai en versterkt alleen maar het beeld dat de politiek niet deugt. Maar om de raad dan maar meteen af te schaffen, dat is wel heel radicaal.
[1] Voor de liefhebbers: ‘Bestuurskracht en Innovatie’, nog steeds te downloaden op www.petercastenmiller.nl
Geef een reactie