Gemeenten kochten in de periode 2007-2013 huishoudelijke hulp voor Wmo-gebruikers heel gevarieerd in. De verschillende aanbestedingsvormen ontlopen elkaar weinig in de prijzen die gemeenten voor de hulp betalen. Voor de eigen bijdragen van gebruikers maakt het niet veel uit in welke gemeente men woont.
Dit blijkt uit het onderzoek ‘De markt voor huishoudelijke hulp: Gemeentelijk inkoopbeleid en gebruik door burgers onder de Wmo 2007’, van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Een verklaring voor de geringe prijsverschillen per type aanbesteding is volgens het onderzoek dat bijna alle gemeenten meerdere aanbieders contracteren, ongeacht de vorm van aanbesteden.
Beperkt prijsverschil
Het beperkte prijsverschil tussen aanbestedingsvormen biedt gemeenten ruimte om bij de aanbesteding te sturen op andere zaken dan de prijs, zoals kwaliteit of lage administratieve lasten van het inkoopproces. Ook blijken grote aanbieders van huishoudelijke hulp in de gemeente geen substantieel hogere prijzen te bedingen dan kleine aanbieders. Samenwerkende gemeenten bedingen geen lagere prijzen dan gemeenten die zelfstandig inkopen.
Eigen bijdrage
Gemeenten wijken nauwelijks af van de landelijke kaders die bestaan voor het vaststellen van de maximale eigen bijdrage. Verschillen in eigen bijdragen komen niet zozeer door verschillen tussen gemeenten in eigenbijdragebeleid, maar vooral door persoonlijke factoren zoals inkomen. De decentralisatie van huishoudelijke hulp naar gemeenten heeft dus niet geleid tot grote verschillen in eigen bijdragen tussen vergelijkbare huishoudens in verschillende gemeenten, concludeert het onderzoek.
Gebruik
Een verhoging van de eigen bijdrage heeft een beperkt remmend effect op het gebruik. Dit geldt zowel voor het aantal gebruikers als voor het afgenomen aantal uren hulp per gebruiker. De aanwezigheid van mantelzorg gaat wel gepaard met minder uren huishoudelijke hulp.
Geef een reactie