In grotere gemeenten ligt het aandeel van de ozb op niet-woningen gemiddeld hoger, in kleinere gemeenten komt gemiddeld meer dan de helft van de ozb-inkomsten uit woningen. In grotere steden zijn doorgaans niet alleen absoluut, maar ook relatief veel bedrijven en kantoren gevestigd.
Vooral in de vier grote steden speelt de ozb op niet-woningen een grote rol. Bijna 22 procent van de opbrengst van alle ozb-heffingen op kantoren en bedrijfspanden in Nederland komt voor rekening van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Rotterdam int drie kwart van alle ozb-inkomsten bij niet-woningen en een kwart van woningen. Amsterdam, Den Haag en Utrecht krijgen iets minder dan twee derde van de ozb binnen op niet-woningen en de rest uit woningen.
Rotterdam haalt in 2017 naar verwachting de meeste ozb op: 236 miljoen euro. Amsterdam volgt met 167 miljoen euro. Utrecht int 96 miljoen, Den Haag ten slotte 85 miljoen.
Geef een reactie