‘Er gebeurt vanuit gemeenten meer aan preventie van kindermishandeling, maar het is onduidelijk of het de kinderen en ouders bereikt die het nodig hebben’. Dit zegt de Kinderombudsman Margrite Kalverboer bij de start van de Week tegen Kindermishandeling.
De Kinderombudsman concludeert dit naar aanleiding van het rapport De gemeentelijke inzet voor preventie van kindermishandeling, Stand van zaken oktober 2017. Aan het onderzoek werkten 169 gemeenten mee. Gemeenten geven aan beperkt zicht te hebben op de doelgroepen met een verhoogd risico en het bereik van hun beleid. “Op dit moment weten we simpelweg niet of de kinderen en ouders die het nodig hebben bereikt worden,” aldus Kalverboer. Er moet volgens haar geïnvesteerd worden in kennis over de juiste doelgroepen en hoe deze te bereiken.
Preventiebeleid
In vergelijking met het vorige onderzoek van de Kinderombudsman naar de gemeentelijke aanpak van de preventie van kindermishandeling in 2014 zijn stappen gezet in preventiebeleid. Meer gemeenten hebben beleid gericht op het trainen van professionals in het signaleren van mishandeling en het gebruik van de meldcode kindermishandeling. Het percentage gemeenten dat zegt op geen enkele doelgroep specifiek beleid te hebben is gedaald van 65 procent naar 33 procent. Hoewel de risicogroepen beter in beeld komen dan in 2014 is het zicht op het beleid en het bereik volgens de Kinderombudsman nog te beperkt.
Voorlichting
“We zijn er nog niet”, zegt Kalverboer. Ze roept gemeenten op om te streven naar een zo volledig mogelijk preventiebeleid, waarbij zicht is op de doelgroepen en het bereik daarvan. Bij veel gemeenten is er volgens het rapport nog te weinig beleid gericht op voorlichting aan jonge ouders over geweldloos opvoeden, huilgedrag van baby’s en het Shaken baby syndroom. Beleid op voorlichting over geweld aan kinderen binnen het onderwijs is in veel gemeenten niet aanwezig. De Kinderombudsman beveelt gemeenten aan om zich vooral op deze onderdelen te richten.
Geef een reactie