De gemeente Lopik sloot recent een samenwerking af met de maatschappelijke organisatie Buurtgezinnen. Gezinnen die overbelast zijn, worden door hen gekoppeld aan steungezinnen in de buurt. Lopik is niet de eerste die zich aansluit en waarschijnlijk ook niet de laatste. Oprichter Leontine Bibo: ‘Ons werk heeft een sterk preventieve functie, op korte en lange termijn levert het veel op. Voor kind, ouder èn gemeente.’
Kleine moeite, groot effect. Op papier lijkt het idee achter Buurtgezinnen, waarbij steungezinnen andere, overbelaste gezinnen in de buurt helpen met hand- en spandiensten wellicht erg eenvoudig. Maar het voorkomt in de praktijk veel ellende, aldus Leontine Bibo, die de organisatie in 2014 oprichtte. Zij kwam op het idee door ervaring met haar eigen pleeggezin en legt in zes vragen en antwoorden uit waarom dit werk nodig is, en wat het een gemeente oplevert.
Hoe werkt Buurtgezinnen?
‘Een kind wordt uit huis geplaatst als het doorgaans te laat is. Je helpt pas als het probleem geëscaleerd is. Dan is er vaak niet zoveel meer te herstellen. Buurtgezinnen werkt preventief en biedt al veel eerder hulp om erger te voorkomen. Eigen kracht is de norm, maar niet iedereen heeft een eigen netwerk of kan zelf hulp organiseren. Wij zorgen dat gezinnen die overbelast zijn door een lokale coördinator aan steungezinnen worden gekoppeld. Een gezin met een peuter die een vaste middag per week een kindje in dezelfde leeftijd van een alleenstaande moeder opvangt bijvoorbeeld. Of een puber die regelmatig na school wordt opgevangen door een ouder echtpaar dat zelf uitwonende kinderen heeft, omdat hij anders alleen thuis zou zitten.’
Er zijn toch al veel hulpregelingen? Wat voegt dit toe aan de bestaande regelingen?
‘Van gemeenten horen we vaak dat wij de gezinnen bereiken die de gemeente zelf niet bereikt. Juìst omdat het geen formele hulp is, maar hulp voor gezinnen dóór gezinnen, bereiken we de groep die nog niet altijd in zicht is en waar grotere problemen op de loer liggen.’
Wat levert het een gemeente op?
‘Het preventieve karakter kent verschillende directe en indirecte effecten. Het voorkomt bijvoorbeeld escalatie van problemen en pleegzorg, deeltijd of in zijn geheel. Het wijkteam zal minder snel over hoeven te gaan tot interventie. Op langere termijn zullen de kosten voor de jeugdzorg naar beneden gaan, zal er minder gebruik worden gemaakt van professionele hulpverlening. Daarnaast heeft het effect voor betrokken gezinnen: moeders die weer kunnen werken of vrijwilligerswerk gaan doen en meer zelfvertrouwen krijgen, en blijere kinderen.’
Wat zeggen de cijfers?
‘Effectrapportages over de harde effecten op lange termijn zijn er nog niet, omdat we relatief kort bestaan. Maar ik ben ervan overtuigd dat de besparingen de investering in Buurtgezinnen ruimschoots overtreffen. Inderdaad, de kosten gaan voor de baten uit en ik snap de spagaat van gemeenten heel goed; er zijn grote budgetoverschrijdingen op jeugdzorg, maar die overschrijdingen worden alleen maar groter als je niet in preventie investeert.’
Over kosten gesproken: wat houdt de samenwerking in? En voor wie is de rekening?
‘Een traject start in het eerste jaar als proeftuin. Er wordt een coördinator aangesteld, meestal een lokale zzp’er die zelf een gezin en en een groot netwerk heeft en goed ingebed is in de gemeente. Die de weg kent naar scholen, huisartsen, centra voor jeugd en gezin. Die persoon zoekt en maakt kennis met gezinnen, beoordeelt of en wat Buurtgezinnen kan betekenen en checkt hoe het gesteld is met de veiligheid. Dat eerste jaar maken we tien koppelingen tussen gezinnen die hulp zoeken en gezinnen die hulp bieden. Het tweede jaar maken we nog eens tien tot vijftien koppelingen en borgen we de koppelingen uit het eerste jaar.’
‘Het opstarten van zo’n proeftuin kost gemiddeld 40.000 euro, afhankelijk van de grootte van de gemeente. In Lopik starten we bescheidener met vijf gezinnen. De meeste gemeenten betalen de inzet van Buurtgezinnen uit een innovatiefonds, of uit het jeugd- of preventiebudget.’
2018 wordt het jaar van de groei?
‘Nederland van nu is anders dan dertig jaar geleden. De voordeur zit dicht. Gemeenten hebben een aanjaagfunctie in de pedagogische civil society, het is een individuele maatschappij geworden. Dat verandert niet van de ene op de andere dag in een participatiemaatschappij waarin mensen zich om elkaar bekommeren. Samen lukt ons dat wel.
‘We merken dat Buurtgezinnen aanslaat bij gemeenten, er is veel animo. We groeien dan ook gestaag door, inmiddels zijn er dertig gemeenten aangesloten, in 2018 loopt dat op naar veertig. Maar als je het me eerlijk vraagt: ik hoop van harte dat Buurtgezinnen over vijftien jaar niet meer nodig is. Dat het weer gewoner wordt dat we elkaar in de buurt helpen, zonder dat daarbij inmenging van een organisatie nodig is.’
Geef een reactie