Een bijzondere brief van minister Ollongren (BZK) kwam ons laatst onder ogen. Ze gaat daarin volledig voorbij aan het morele appel om lokale politieke partijen hetzelfde te behandelen als landelijke. Dit kán bijna niet waar zijn. Is het nepnieuws?
De eerste berichtgeving over de brief leidde al tot geprikkelde reacties en vragen. Nu dan wat verdieping. Het verhaal begint ermee dat Ollongrens ambtsvoorganger Plasterk de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) laat evalueren door Kars Veling. Die wet bepaalt wanneer een partij subsidie kan krijgen, maar bevat ook regels voor bijvoorbeeld financiële openheid. Veling staat bekend als ‘bescheiden, aimabele en gewaardeerde’ figuur in Den Haag.
Uitbreiding subsidies
Velings rapport brengt in beeld hoe de subsidiëring van de Nederlandse partijpolitiek is opgekomen. Het begint in de jaren 70 begint bij de verbonden wetenschappelijke instituten. De ontzuiling zorgde voor dalende ledenaantallen en inkomsten. Aanvankelijk overheerste terughoudendheid, maar de inzet van publieke middelen voor partijen werd steeds vanzelfsprekender. Inmiddels gaat het om veel meer dan ‘wetenschap’; uit de schatkist worden ook campagnekassen gespekt. De uitgekeerde bedragen lopen vooral sinds de millenniumwisseling stevig op, tot zo’n 17 miljoen euro per jaar nu.
Veling benoemt de pijn
Veling kijkt in zijn rapport ook naar lokale partijen. Dit gebeurt mede op verzoek van Kamerleden, die in ieder geval al sinds 2005 geregeld oproepen tot financiële ondersteuning voor de plaatselijke spelers. Van een serieuze uitvoering komt het echter niet; bewindslieden laten het liggen en dan rent de Kamer ook niet heel hard meer. Als Veling begin 2018 zijn rapport uitbrengt, legt hij duidelijk uit dat op lokaal niveau de schoen wringt.
De kern van het probleem is dat alleen landelijke politieke partijen een beroep kunnen doen op subsidie. Hun lokale afdelingen liften daarop mee, bijvoorbeeld via verkiezingscampagnes en ondersteuning bij het werk als raadslid. De ‘lokalen’ moeten het rooien zonder een cent belastinggeld. Veling rept van ‘een ongelijkheid die niet langer te verdedigen valt’. Een logische en niet mis te verstane boodschap, die voor de verantwoordelijke een morele plicht schept. De minister zal er iets mee moeten doen.
Kort daarna, in maart 2018, boeken de lokalen een mooie verkiezingsuitslag, wat de urgentie niet kleiner maakt. Al die lui bij deze partijen doen hetzelfde werk als bijvoorbeeld D66’ers. Dus: gelijke monniken, gelijke kappen. Dat zijn niet precies Velings woorden, maar daar komt het op neer. Concreet stelt hij voor om jaarlijks 2,8 miljoen euro – gemiddeld 3500 per fractie – naar lokale partijen te sluizen: klein bier voor rechtvaardigheid, laten we eerlijk zijn. De subsidie zou kunnen lopen via het Gemeentefonds.
Wet op de politieke partijen
Op de achtergrond speelt nog een advies, dat van de staatscommissie parlementair stelsel. Daaruit neemt Ollongren de aanbeveling over om een Wet op de politieke partijen (WPP) aan te kondigen. Dat klinkt ambitieus en dat is het ook. De Duitsers waren er een kleine twintig jaar mee zoet, terwijl het daar een naoorlogse grondwettelijke verplichting was. Ollongren erkent in haar Kamerbrief dat deze wet ‘enige tijd vergt’ en niet deze kabinetsperiode zal worden afgehamerd.
Hoe zijn de lokale partijen daarmee geholpen? Nou, niet. Wat opzien baart, is dat Ollongren de ongelijke behandeling van lokale partijen uitgerekend parkeert onder dit monsterproject van een Wet op de politieke partijen. Dat doet ze in die brief des aanstoots. En het betekent nogal wat, namelijk uitstel voor onbepaalde tijd. Haar beknopte uitleg doet daarbij geen recht aan de indringende oproep van Veling, die ze zelfs geheel onbesproken laat. De hele paragraaf wekt eerder de indruk dat Ollongren er niets voor voelt om de scheve financiële verhoudingen tussen partijen recht te trekken.
Jammer maar helaas
In plaats van rechtstreeks de geldkwestie te bespreken, bevat de brief een onbestemd verhaal over de ‘ondersteuningsbehoefte’ van lokale partijen. Het kabinet is zich daarvan bewust, het kabinet brengt in kaart, het kabinet voert gesprekken, het kabinet heeft ProDemos ingeschakeld, et cetera. Uiteindelijk evalueert het kabinet weer, en dan moet komend najaar de ‘ondersteuningsbehoefte’ helder zijn. En jammer maar helaas: dat is te laat voor de wijzigingen die de Wfpp op korte termijn zal ondergaan.
Veelzeggend zijn ook de slagen om de arm. Er zal ‘worden gekeken naar de vraag of subsidiëring van decentrale politieke partijen op termijn een optie kan zijn’, schrijft Ollongren. Alsof het hele advies niet bestaat dan wel gisteren met de post is bezorgd. En verder: ‘Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dan zal worden bezien hoe dit kan worden georganiseerd op een wijze die rekening houdt met de diversiteit aan decentrale politieke partijen en gemeenten en de grote schaal van de opgave.’ Oftewel: no way.
Zo slaagt Ollongren erin zichzelf niet als een toonbeeld van democratie af te schilderen. Wat moeten lokale partijen hiervan denken? Ik zal geen bloemlezing geven van de reacties op Twitter, maar de strekking is zo’n beetje dat de minister het belang van de elite in Den Haag schaamteloos laat prevaleren boven dat van het Nederlandse volk, en zo verder. Máár. Ik geloof hier dus eigenlijk niets van.
Opheldering komt?
Wat ik hoop en vermoed, is dat de Kamerbrief nep zal blijken. De wake-up call van Veling was té duidelijk, dit verdraagt niet nog eens twintig jaar uitstel. Ollongren moet dat zelf ook inzien. Waarschijnlijk ging er gewoon iets mis bij het knippen en plakken uit oude bestanden. Of de stagiair had z’n dag niet. Ik weet het niet. Het kan van alles zijn. Maar de minister gaat draaien, let maar op! En dan blijkt het allemaal fake!
Ps.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen: helemaal gerust ben ik er niet meer op. Niet gezien de voorgeschiedenis, niet gezien de brief van de minister, en nog minder sinds een kort telefoongesprek vrijdag met Fons Zinken, voorzitter van de Vereniging voor Plaatselijke Politieke Groeperingen (VPPG), die zich opwerpt als belangenbehartiger voor lokale partijen. De VPPG en Binnenlandse Zaken, zo begrijp ik uit het gesprek, kennen elkaar voornamelijk uit de rechtszaal. Desalniettemin wil de VPPG graag nog om tafel met Ollongren. Meerdere verzoekbrieven zijn haar kant uitgegaan. ‘Maar ze reageert niet meer,’ aldus Zinken.
Geef een reactie