Wie als vluchteling in Nederland ondernemer wil worden, moet van goede huize komen. Gemeenten zijn niet ingesteld op het verlenen van toegang tot de rijksregeling op dit gebied: te veel moeite, te veel risico’s. Een baan vinden is meestal het beleid. ‘Moeten ze daarom allemaal maar op sollicitatietraining en cursus cv’s maken?’
Wie zou er een stuiver investeren in de BV Vluchteling? Niet de BV Nederland, ook niet de ‘systeembanken’ die weten wat het is om soms krap bij kas te zitten. De banken ‘doen’ sowieso nauwelijks nog het kleine mkb, laat staan met de groep nieuwkomers. Een Eritreeër die met geld van zijn achterneef uit het land van herkomst een handel in pak ‘m beet tweedehands autobanden wil beginnen, zal het dus een deur verder moeten zoeken. De BV Vluchteling klopt – waar anders – aan bij de gemeente.
Maar ook hier is het animo beperkt. Enkele gemeenten voeren een ‘doelgroepenbeleid’ en bieden daarmee actief ondersteuning om via het ondernemerschap te ontsnappen uit de bijstand. ‘Inburgering en een baan, daar is alles doorgaans nog op gericht,’ zegt bedrijfsconsultant Theo Huizing. Hij liep er toevallig tegenaan en was, met zijn achtergrond in bedrijfsfinanciering, stomverbaasd over de dogmatische houding die hij ontmoette. Sindsdien helpt hij, veelal op vrijwillige basis, vluchtelingen die het voor hen logische en vanzelfsprekende maar onbestaanbare waar willen maken. Ondernemen.
Sterke uitvoerende persoonlijkheden
Wat gebeurt er precies als de vluchteling met deze ambities uit de kast komt bij het gemeentehuis? ‘Gemiddeld genomen zijn het geen beleidsmensen die het eerste contact verzorgen vanuit de gemeente. Dit komt voor rekening van de niet breed georiënteerde maar wél sterke persoonlijkheden. Die gaan geen intakegesprek voeren van “goh, zou je een eigen bedrijf willen beginnen?” Dat is namelijk niet het beleid, zoals besloten door het college. Het gevolg is dat iedereen hetzelfde moet doen in hun ogen. Ze voeren uit, punt.’
Gij zult werken in loondienst dus. Statushouders willen vaak wel ondernemen, zegt Huizing. Maar volgens het CBS is van de werkenden onder deze groep slechts 1 procent zelfstandige. Huizing stelt dat in de gesprekken met statushouders regelmatig onzin wordt verkocht waar ze niet tegen zijn opgewassen. ‘Er wordt bijvoorbeeld gezegd: je moet eerst je inburgering afronden. Maar dat is niet waar, want het staat in geen regel of wet. Waarom niet alvast oriënteren, of in je eigen taal met een bedrijfsplan bezig zijn. Waarom zou je ook niet alvast als exit point voor de bijstand het ondernemerschap kunnen bepalen? Dat voorkomt onnodige trajecten gericht op het vinden van een baan.’
Mixen bedrijfsactiviteiten
De uitvoerenden zijn overigens vaak externe partijen, ingehuurd door de gemeente. Deze adviesbureaus zijn geneigd te kiezen voor de veilige weg, vooral op basis van rechterlijke uitspraken. Zo geldt het mixen van bedrijfsactiviteiten in één onderneming, bijvoorbeeld een webshop en een groothandel, op basis van de jurisprudentie als ontoelaatbaar.
Dat is best merkwaardig, want functievermenging of het combineren van zaken wordt vaak juist gezien als vorm van innovatie, die ruimte zou verdienen in de regelgeving. Veel aspirant-ondernemers met een migratieachtergrond denken vanzelf aan die combinaties, die in hun eigen cultuur veel voorkomen, in vormen die we hier misschien nog niet of nauwelijks kennen. Maar het businessmodel sluit vaak niet aan op hoe de gemeente toetst.
Bijstand zelfstandigen
Concreet gaat de toets erom of een statushouder gebruik mag maken van een speciale regeling in de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Voor vluchtelingen die zonder eigen kapitaal een bedrijf willen starten, gaat het om de mogelijkheid om twee vormen van financiering tegelijk te ontvangen: een investering die kan oplopen tot een kleine 40.000 euro, plus een lening om te voorzien in levensonderhoud gelijk aan bijstandsniveau.
Dat laatste leningdeel is renteloos en er geldt géén afbetalingsplicht als de ondernemer ‘binnen de van tevoren aangegeven lijntjes blijft,’ zegt Huizing. Wie dat niet doet en moet terugbetalen, kan vaak weer terugvallen op allerlei andere vangnetten: van een kale kip kun je uiteindelijk weinig plukken. Dat maakt een Bbz’er mogelijk kostbaarder dan iemand die ‘alleen maar’ een uitkering heeft, zeker als die laatste op den duur werk vindt. En ja, het gaat vaak mis. Huizing: ‘Dat geldt voor de regeling als geheel. Daarom bedraagt de rente ook 8 procent.’
Tijdelijke status spelbreker
Maar voorzichtig zijn is één ding, het bijna categorisch uitsluiten van vluchtelingen een tweede. Waarom gebeurt dat toch? De tijdelijke verblijfsstatus van vijf jaar is in de strengere gemeenten een beruchte spelbreker. Huizing: ‘Als iemand in zijn derde jaar in Nederland wil beginnen met een zaak, dan wordt de lening bekort tot die periode. Een gemeente als Rotterdam doet dat. De aflossingsverplichtingen worden daardoor zo hoog dat het plan direct in de prullenmand kan.’ Is dit wel fair, is de vraag? Zo groot is de kans nu ook weer niet dat de verblijfsvergunning van een statushouder wordt ingetrokken.
Een risico is het niettemin, en de belastingbetaler is geen speculant. Je kunt dus ook zeggen, zoals Rotterdam (dat overigens via een andere financieringsroute wel kansen biedt): waarom zou je dit doen? Iedereen in Nederland heeft gelijke rechten, vanzelfsprekend. Maar bij een ‘doelgroepenbeleid’ komen sowieso al extra inspanningen kijken. Begeleiding voor iemand die de Nederlandse taal niet goed machtig is, is uiteraard niet kosteloos. Toch verdient de Bbz serieuze overweging, al was het maar omdat mogelijk een langdurig verblijf in de bijstand kan worden voorkomen.
Baankansen beperkt
De bedoeling was toch dat ze aan het werk gaan bij een baas? De bedoeling inderdaad. Volgens het CBS-onderzoek Asiel en integratie, waar ook het zelfstandigenpercentage vandaan kwam, blijkt het succes van dit beleid beperkt. In ieder geval kost het veel tijd. In de eerste twee jaar, een periode waarbij de inburgering veel vraagt, werkt slechts een procent of 10 van de statushouders. Dat loopt gestaag op tot ongeveer de helft na 10 jaar.
Een andere studie, van SEO Economisch Onderzoek, geeft inzicht in het ‘maatschappelijk rendement’ van de Bbz. Dit hangt samen uiteraard met de succeskansen van de deelnemers. Vooral voor startende ondernemers en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond blijkt de regeling effectief. Dat zijn natuurlijk niet allemaal mensen die als vluchteling binnenkwamen. Dat gezegd hebbende, slagen deze ondernemers er een stuk vaker in om langdurig buiten de bijstand te blijven. SEO suggereert dat de slechte positie op de arbeidsmarkt het gemeten succes kan verklaren. Voor vluchtelingen als subgroep is die positie ook slecht, wat bredere inzet van de Bbz ook voor hen tot een succes zou kunnen maken. Dit magazine brengt ter illustratie een aantal succesverhalen in beeld.
Rechten kennen
Voor een doelgroepenbeleid kunnen gemeenten hun licht opsteken bij collega’s die hiermee al werken, zoals Amsterdam en Hilversum. Waar dit niet het geval is, ligt de bal feitelijk bij de BV Vluchteling. Die wordt geholpen door mensen met een missie zoals Huizing en enthousiaste voortrekkers binnen het ambtelijk en bestuurlijk apparaat. De vluchteling zelf in staat stellen om zijn rechten te kennen, kan ook helpen. De vluchteling die een volwaardige gesprekspartner is, kan tevens de wegbereider zijn voor een beter beleid.
Dit artikel maakt deel uit van het e-zine Statushouder op weg naar ondernemerschap van de ideële stichting Immigration Guidance Foundation, geïnitieerd door Sdu / Lefebvre Sarrut. De stichting zet zich in voor het recht en rechtsgelijkheid. Het project Refugees@business wil vluchtelingen met een app op weg helpen naar het ondernemerschap.
Raymond Blessing says
Ben het eens met de strekking van dit artikel. Helaas lukt het niet iedere ondernemende vluchteling om het verhaal goed over te brengen. Laat staan dat een gemeente wil luisteren en haar nek uitsteek in het belang van de maatschappelijke ontwikkeling van ondernemers in de gemeente. Het zou zo mooi zijn als er meer bedrijfjes van en door vluchtelingen verschijnen. Geeft niet alleen kleur maar ook een diversere samenstelling van het aanbod aan producten en diensten voor de consument. Elke gemeente moet haar maatschappelijke verantwoordelijkheid hierin toch durven nemen? Als Stichting Ondernemersklankbord helpen wij deze ondernemende vluchtelingen ook. En steeds meer, soms ook met een sociale onderneming. Maar meestal met kleinere bedrijven en winkels. Zij zijn zeer gemotiveerd en gedreven er veelvan te maken. Wij ook. Zie http://www.ondernemersklankbord.nl