Stel je wordt gebeld door een groep burgers met een initiatief. Ze willen een wijziging in het bestemmingsplan, gebruik maken van een ruimte in het gemeentehuis of geld voor een onderzoek. Een burgerenergiecoöperatie vraagt een grondpositie voor de ontwikkeling van een zonneveld. Wat doe je dan?
Uit ervaring als raadslid en als ambtenaar weet ik dat deze situaties geen uitzondering zijn. En dat een goed functionerend responsief bestuur antwoorden kan geven op de uitdagingen van deze tijd – die niet alleen inhoudelijk zijn, maar ook gaan over hoe de overheid het vertrouwen van de inwoners behoudt.
De vraag is dus niet of, maar hoe de overheid zich kan verhouden tot initiatieven.
Met dit artikel probeer ik antwoord hierop te geven. Het gaat over de relatie overheid en initiatieven en over welk handelingsperspectief daarbij past. Tot slot zoom ik specifiek in op de rol van raadslid.
Initiatieven sturen ook!
Wat doet de overheid als zij zich responsief opstelt? Het denken hierover is volop in ontwikkeling. Lees ook de onlangs verschenen essaybundel ‘Adaptief Bestuur’ van het ministerie van BZK. Ten eerste is het denkbeeld dat de overheid niets te zoeken heeft in de actieve samenleving achterhaald. Overheden kunnen, mogen, moeten en willen ook sturen op initiatieven. Tegelijkertijd kunnen ze elkaar natuurlijk ook erg in de weg zitten. Ten tweede is langzaam de gedachte geaccepteerd dat de overheid allang niet meer als enige partij werkt aan publieke waarde. Ook netwerken van burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties ontplooien initiatieven op het gebied van publieke waarde.
De consequentie hiervan is dat niet alleen de overheid stuurt, anderen doen dat ook. Ze gaan aan de slag, bewegen zelf, maar sturen ook anderen. Maatschappelijke partijen beïnvloeden elkaar en ze beïnvloeden de overheid ook. In dat opzicht is er geen verschil tussen de overheid en maatschappelijke actoren.
Maar geen verschil maakt nog niet dat de overheid geen bijzondere rol heeft. De overheid heeft de verantwoordelijkheid ten aanzien van het samenlevingsbelang en daarbij instrumenten die initiatieven niet hebben (zoals wet- en regelgeving). Het kan voorkomen dat maatschappelijke initiatieven bedoeld of onbedoeld effecten hebben die van invloed zijn op anderen. De vraag is daarom ook niet of de overheid zich mag bemoeien met een initiatief. De concrete vraag voor ambtenaren en politici is welke afweging maak ik om iets te gaan doen of juist niet? Hoe kan ik dan sturen?
Stromentaal
Stel je ziet het initiatief als stroom van maatschappelijke energie. De maatschappelijke energie stroomt (of niet), soms in een door de overheid gewenste richting. Of het gebeurt op sommige plaatsen meer dan op andere of niet in voldoende mate – of juist te veel. Je bent als overheid dan geen toeschouwer. Als behoeder voor het publieke domein belang mag de overheid sturen op de stroom. Dat sturen van de stroom kan vorm krijgen door stromen op te wekken. Maar sturen op stromen kan ook zijn door het (verder) te geleiden of te bestendigen en soms ook af te stoppen. Het beeld van de stroom trekt een breed handelingsrepertoire open. Dit helpt om positie te bepalen ten opzichte van het initiatief (zie tabel).
Opwekken | Geleiden | Bestendigen | Afstoppen | |
Kern | Het is er nog niet, maar je zou wel willen dat het er was. | Het is er al wel, het gaat ook goed, maar je zou het toch anders willen, meer, breder etc. | Het is er al wel, het gaat ook goed, maar hoe zorg je ervoor dat dit zo blijft? | Het is er maar het moet eigenlijk verdwijnen. |
Voorbeeld | Er melden zich of je ziet zelf mensen die iets willen, een idee hebben, maar niet precies weten wat en hoe. | Er bestaat een initiatief waaraan mensen hard werken, maar die zich bijvoorbeeld op een te kleine doelgroep richten. | De initiatiefnemers van een succesvol initiatief willen over twee jaar een stapje terug doen en het initiatief overlaten aan nieuwe trekkers. | Er ontstaat een initiatief uit eigen beweging vanuit een groep die botsen met de dominante waarden in de samenleving. |
Voorbeeld van interventie | Langsgaan of uitnodigen en meepraten om richting te vinden . |
Platform inrichten waar initiatiefnemers elkaar ontmoeten en verbindingen aangaan.
|
Afspraken maken over de betrokkenheid van de overheid en de voorwaarden voor het initiatief. | Experimenteerruimte maken en in gesprek zoeken naar praktijken die wel kunnen. |
Handelingsrepertoire
Het beeld van de stromen kan een denkraam bieden voor het handelen in verhouding tot maatschappelijke energie. Het denkraam van de stromen legt geen beperkingen op aan wat ambtenaren, bestuurders of initiatiefnemers wel of niet ‘mogen’ doen, het biedt een kader om effectiviteit in te schatten en de eigen strategie te bepalen. Alles mag.
Stromen kunnen op veel verschillende manieren worden opgewekt, geleid en bestendigd. Denk aan het mede richting geven, tempo bepalen of meer inbedden van de stroom. Alles gebeurt ook, maar in de praktijk vaak onbewust, zonder onderliggende samenhangende gedachten. Daarin is veel winst te behalen. Traditionele vormen van nota’s en plannen, monitoring en effectmeting of uitgebreide convenanten en contracten kunnen prima: de vraag is alleen steeds wel wat het effect op energiestromen zal zijn en of dat ook het beoogde en of gewenste effect is. In de tabel ‘Manieren van stromen sturen’ is een samenvatting gegeven van het handelingsrepertoire dat past bij het sturen van stromen.
Rol als raadslid
De stromentaal biedt ook voor raadsleden een manier van kijken en beoordelen van een initiatief. In mijn eigen gemeente hebben wij als raad een vorm gekozen van ‘opwekken’. Via de verordening is het geregeld dat een paar keer per jaar initiatieven om een bijdrage van de raad kunnen vragen. Afspreken van heldere spelregels en verwachtingen is daarbij essentieel. Want het indienen van het initiatief betekent niet dat je als initiatiefnemer goedkeuring vraagt aan de gemeente, of het daarna overdraagt aan de gemeente. Het initiatief is en blijft liggen bij het initiatief zelf. Als raad stimuleren we op dat moment alleen met een kleine financiële bijdrage en geven we het bekendheid via een feestelijk moment. Niet meer en niet minder. Niet alle initiatieven laten zich overigens leiden door deze verordening. Want ook daarbuiten stromen initiatieven. En gelukkig maar. Ze kiezen hun eigen weg richting de gemeenteraad.
Dus wat nu als die initiatiefnemer naar je toe komt? Een eerste belangrijke voorwaarde voor succesvol opereren is het voorkomen van spraakverwarring over de rollen tussen initiatief en overheid. Vanuit het perspectief zoals hierboven geschetst kan gewerkt worden aan die duidelijkheid en aan een gemeenschappelijke taal en instrumentarium. Waar het vervolgens om gaat is dat het denken over de stroom het mogelijk maakt om bewust te bepalen welke invloed je op de stroom wilt hebben en daarbij passend handelingsrepertoire te vinden. Deze metafoor biedt aanknopingspunten voor partijen om elkaar beter te begrijpen. Dat is een tweede voorwaarde voor samenwerking en coalitievorming.
Kortom, als raadslid gaat het steeds om het bepalen van de eigen verhouding tot een eveneens eigen beweging die elders, op initiatief van anderen, in gang is gezet. Waar je als behartiger van het algemeen belang zeker een verantwoordelijkheid hebt die je legitimeert om te sturen op de stromen van maatschappelijke energie.
Gedachtegoed van Sturen en stromen
Ik vind het belangrijk om te melden dat ik de gedachten over sturen en stromen samen met Martin Schultz, Jan Herman de Baas, Martijn van der Steen heb ontwikkeld. Hierover is een publicatie dat ‘Sturen en stromen’ heet. Het boekje is gratis te downloaden op de site van de Nederlandse School voor het Openbaar Bestuur (NSOB).
Ineke den Heijer, raadslid gemeente Lansingerland
i.den.heijer@d66lansingerland.nl
Geef een reactie