De auteurs schreven de korte handleiding ‘Sturen met geld’. Zij bedachten zeven richtinggevende vragen die raadsleden in staat stellen om het financiële stuur in handen te nemen.
Raadsleden combineren heel veel rollen. Je bent ombudsman, toezichthouder, vertegenwoordiger van inwoners en overheid, oliemannetje en, niet te vergeten, controleur en kadersteller. En dat allemaal tegelijk. Hoe stel je je op als raadslid, wat zijn jouw sterke kanten en hoe verdeel je al die rollen in je fractie? Volg je het college kritisch of wil je liever kaders stellen om zo de lijnen uit te zetten waarbinnen het college eigen afwegingen maakt? Of ben je graag in wijken en buurten actief om te ervaren wat goed gaat, en wat niet? En, niet te vergeten: hoe spring je om met het belastinggeld van inwoners?
Laatste woord
Veldhuijzen en Van der Eng ontdekten dat raadsleden lang niet altijd beseffen dat zij gezamenlijk de baas zijn in hun gemeente: de gemeenteraad is immers het hoogste orgaan. Dat betekent onder andere dat de raad bepaalt hoeveel geld er naar welk doel gaat. Niet het college bepaalt wat zorg, hulp en de wegen mogen kosten, de gemeenteraad heeft daarover het laatste woord.
Dat is vaak niet eenvoudig; praten over geld is al snel een technische exercitie die aan de woordvoerder financiën wordt overgelaten, terwijl juist geld een krachtig instrument is om idealen te verwezenlijken. Ieder raadslid zou sturen met geld dus enigszins in de vingers moeten hebben, opdat zij zelf actief verschil kunnen maken, zonder af te wachten met welke voorstellen en dekkingen het college komt.
Om raadsleden daarbij te helpen schreven de auteurs de korte handleiding ‘Sturen met geld’. Zij bedachten zeven richtinggevende vragen die raadsleden in staat stellen om het financiële stuur in handen te nemen. Ze zijn bedoeld om het debat steeds weer terug te brengen tot de essentie. Waarom doen we dit? En is dat een goed idee? Helpt geld?
Dit zijn ze:
1. Gaan we erover?
Dit lijkt een open deur (en dat is het ook). Toch stellen gemeenteraden zich die vraag niet altijd wanneer ze een voorstel van het college ontvangen. Er zijn heel veel zaken waarop je als gemeente wordt aangesproken, maar waar je als lokaal bestuur niet over gaat. Dat is niet erg, er blijft genoeg over om je voor in te zetten. Gemeenten gaan bijvoorbeeld niet over buitenlands beleid, internationale verdragen, beleid in andere gemeenten, beslissingen van bedrijven of de keuzes van andere overheden. Een voorbeeld: de Nationale Politie stelt je gemeente voor om nummerplaatherkenners te plaatsen. De rekening is voor de gemeente. Je kunt daar als raad ja tegen zeggen, maar bedenk dat het een instrument van, voor en door de politie is, waar je wel voor betaalt maar niet meebepaalt.
2. Willen we wel betalen?
De raad maakt bij elk raadsvoorstel met financiële gevolgen een keuze. Het geld dat wordt uitgegeven aan de aanleg van een weg, is niet meer beschikbaar voor een cultureel centrum. Besluiten kunnen langjarig financiële gevolgen hebben. Terwijl de raad enerzijds iets mogelijk maakt, beperkt de raad zichzelf tegelijkertijd. Het is goed om als raad steeds scherp voor ogen te houden welke doelen je wilt bereiken, of geld helpt en waar je het aan wilt uitgeven. Doelen zijn gratis, de activiteiten om ze te realiseren zijn dat (helaas) vaak niet.
3. Geld of moeite?
Dit is een vraag over de rol van de gemeente in de lokale samenleving. Wie betaalt, bepaalt. Als de gemeente een gebouw neerzet, bepaalt de gemeente plaats, grootte, ontwerp, aannemer en budget. Maar óók wie van het gebouw gebruik mag maken, tegen welke vergoeding, hoe het gebouw onderhouden wordt.
Gemeenten geven inwoners de ruimte om initiatieven te ontplooien rond taken die in het verleden door de overheid werden gedaan. Natuurlijk kun je initiatieven met geld ondersteunen, maar wellicht is het effectiever om met een inspanning (het delen van kennis, organisatiehulp, materieel of menskracht) initiatiefnemers op weg te helpen. Op die manier neemt de gemeente niet de verantwoordelijkheid over voor het project, maar is wel behulpzaam bij de realisatie.
Een tussenvorm is het beschikbaar stellen van budget, en vervolgens het beheer van een gebouw of activiteit overdragen aan inwoners, Hiermee nemen zij ook de verantwoordelijkheid over. Bedenk wel dat je er daar niet mee bent, bewoners zijn geen ‘andere overheid’ die duurzaam en voor eigen rekening en risico taken van je overneemt. Bij los- of overlaten loop je als gemeente ook financiële risico’s, bijvoorbeeld rond aansprakelijkheid of onderhoud. Het is vaak de moeite waard om inwoners te ondersteunen bij hun initiatieven, maar doe het niet uit bezuinigingsoverwegingen alleen. Weeg als raadslid de belangen af van alle inwoners bij het oordelen over geld of moeite voor een initiatief.
4. Kunnen we wel betalen?
Dit is een vraag naar ‘dekking’. Waar komt het geld voor het plan vandaan? Komt het uit meer inkomsten (gemeentefonds of belastingverhoging, eenmalige meevallers)? Of komt het uit een verlaging van de uitgaven ergens anders? Wordt het geleend? Zijn alle kosten meegenomen in het voorstel?
Ook bij gemeentelijke financiën geldt dat je liever geen geld uitgeeft dat je (nog) niet hebt. Gemeenten zijn trouwe betalers en kunnen gemakkelijk en tegen een lage rente leningen aangaan, maar ook daar moet de gemeenteraad toestemming voor geven. Een lening kost nu eenmaal rentelasten en je smeert de rekening langjarig uit. Dat is geen probleem wanneer het om voorzieningen gaat waar ook toekomstige generaties plezier van hebben zoals een schoolgebouw. Het wordt anders wanneer het om eenmalige uitgaven gaat met een consumptief karakter (feesten, bloemen).
5. Wat betalen we eigenlijk?
Geven we het geld één keer uit (incidenteel) of elk jaar opnieuw (structureel)? Gaat het om geld voor extra personeel of is het voor stenen? Of is het een contract met een dienstverlener?
Bedenk daarbij dat geld voor extra personeel van de gemeente niet alleen structureel doorwerkt, maar ook dat het ‘langzaam’ geld is. Eenmaal aangenomen mensen worden niet gemakkelijk weer ontslagen. En dus kan de gemeente slechts door extra kosten te maken dit geld weer vrijspelen voor iets anders. Gaat het geld in een gebouw of materieel zitten, dan zijn de afschrijvings- en onderhoudskosten van belang. Kan de gemeente over x jaar het gebouw of het materieel vervangen? Wordt daarvoor ook geld gereserveerd?
6. Wat zijn onze risico’s?
Plannen brengen vaak ook optimisme mee. In werkelijkheid blijkt de planning te ambitieus en over de risico’s is niet altijd even goed nagedacht. Vraag voor plannen waar veel geld mee is gemoeid altijd naar een ‘slecht weer-scenario’. Waar komt het extra geld vandaan als het plan meer geld en tijd kost? Inzicht vragen aan het college in verschillende scenario’s voorkomt dat de gemeenteraad in een fuik terechtkomt waarin steeds opnieuw budgetoverschrijdingen moeten worden goedgekeurd omdat het project ‘immers al halverwege is’.
Een risico is te kwantificeren door de kans dat zich een tegenslag voordoet, te vermenigvuldigen met het effect ervan (financiële, maatschappelijke en bestuurlijke schade). Zo kan een risico met een grote kans dat die zich voordoet, maar een beperkt effect heeft, heel acceptabel zijn. Ook als wel over de risico’s is nagedacht, is het zinvol om naar de inschattingen van kans en effect te kijken. Zijn die reëel? Welke beheersmaatregelen heeft het college in gedachten? Hoe duur zijn die beheersmaatregelen? Zijn die mee begroot en is daar dekking voor (zie vraag 4)?
Pas met antwoorden op deze vragen kunnen raadsleden weloverwogen een besluit nemen. Je overvraagt je college niet snel met dit soort vragen, je geeft blijk van de grote verantwoordelijkheid die je draagt. Het geld waar je over beslist is immers niet van jou. Je mag (en moet) er goed op passen of het uitgeven. Wat je ook besluit, het draait om welvaart en welzijn van je inwoners.
7. Hoe groot is het draagvlak?
Als het voorgestelde project niet voldoende is afgestemd met de omgeving, dan is het risico op vertraging door bezwaar- en beroepsprocedures groot. De ervaring leert dat goed investeren in draagvlak aan de voorkant van een project, tijdens de realisatie ervan heel veel tijdwinst oplevert. Dat drukt de kosten. Participatie en/of draagvlakverwerving is een arbeidsintensieve en zorgvuldige klus die je niet alleen aan particuliere initiatiefnemers kunt overlaten wanneer het vraagstuk draait om het afwegen van verschillende publieke belangen. Is het betrekken van de omgeving en/of de participatie van inwoners en instellingen mee begroot in tijd en geld? Is daar dekking voor? Bedenk dat participatie niet zelden leidt tot een andere uitkomst of de wijziging van een plan, waar opnieuw je oordeel over gevraagd wordt.
Afwegen van belangen
Deze zeven vragen helpen de raad het gesprek te voeren over de essentie van hun opdracht, het (her)verdelen van schaarse zaken als (juridische) ruimte en geld, en het afwegen van belangen. Dat klinkt abstract, maar wanneer je de zeven vragen toepast in het raadsdebat ervaar je dat de discussie zich toespitst tot concrete en heldere stappen om doelen dichterbij te brengen. De raad is de baas. Toon dat door zelf het financiële stuur in handen te nemen. Het is van jou.
(Het artikel is geschreven op persoonlijke titel)
Kirsten Veldhuijzen, strategisch adviseur bestuurlijke en financiële verhoudingen bij de Algemene Rekenkamer
Michiel van der Eng, was van 2010 tot 2017 wethouder van financiën van Leiderdorp
Geef een reactie