De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) bracht op 16 december jl. een rapport uit getiteld ‘Wisselwerking, Naar een betere wisselwerking tussen gemeenteraden en bovengemeentelijke samen-werking’. Raadsledennieuws sprak met de hoofdauteur van het advies, Michael Mekel.
De Rob geeft in zijn rapport aan dat regionale samenwerking al ruim 150 jaar oud is. Het probleem bij regionale samenwerking is dat gemeenteraden afstand ervaren. Toch is samenwerking onlosmakelijk met het besturen van gemeenten verbonden en dus is democratische legitimiteit van samenwerking belangrijk. De huidige situatie is dat bovengemeentelijke samenwerking te veel een wereld op zichzelf is geworden en steeds meer feitelijk los staat van het werk van de gemeenteraden. De Rob vraagt zich af of, en zo ja hoe de democratische legitimering van regionale samenwerkingsverbanden beter kan.
De conclusie van jullie advies is dat democratische legitimiteit van samenwerkingsverbanden kan worden verbeterd door actief in te zetten op de wisselwerking tussen de gemeenteraden en de instellingen voor bovengemeentelijke samenwerking. Een betere wisselwerking gaat echter niet vanzelf.
“Het rapport draagt vooral een cultuurdimensie in zich. Het is geen rapport over bevoegdheden, verantwoordelijkheden en organisatievormen. We hebben de omstandigheden als gegeven genomen. Het is daarmee een ‘in the box’-advies. Je kunt ook ‘out of the box’ denken door bijvoorbeeld een regioraad al dan niet getrapt te gaan kiezen. Als de discussie daarover zou gaan, dan gaan de hakken in het zand. Wanneer je die kant op gaat, zit je naar mijn mening op een doodlopende weg.”
Jullie advies besteedt aandacht aan alle actoren op het gebied van regionale samenwerking.
“Centrale vraag was hoe brengen we de belangrijkste actoren in beweging. Bij regionale samenwerking is de belangrijkste actor de gemeenteraad. We bepleiten een overgang van een statische naar een dynamische aanpak. Bij een statische benadering van regionale samenwerking zit je als raad stil, zeg je als het moeilijk is, enzovoort. Ons pleidooi is: ‘kom in beweging en zoek elkaar op’. Deze dynamiek is noodzakelijk om als tegenkracht tegen de colleges te kunnen functioneren. Raadsleden vinden zelf hun volksvertegenwoordigende rol het belangrijkst. Controleren wordt minder belangrijk gevonden. De volksvertegenwoordigende rol gaat vooral over de inputkant van het openbaar bestuur. Deze input moet vertaald worden in heldere beleidsmatige en financiële kaders zodat bij de controlerende rol de uitkomst wordt beoordeeld en besproken. Worden de effecten die je als gemeenteraad met de regionale samenwerking wilt bereiken gerealiseerd?
“In 2015 kun je je gemeente niet meer besturen binnen alleen je gemeentegrenzen. Gemeenten willen hun identiteit behouden binnen een regio en dat is goed. Ons advies: je moet krachten met andere gemeenteraden bundelen. Realiseer je hierbij dat een goede wethouder gebaat is bij goede kaders en goede controle door gemeenteraden. We willen de beweging in gang zetten van structuur naar cultuur en van procedure naar proces. Dit om te zorgen dat de regio niet de gemeente opeet maar dienstbaar is aan de gemeente.
“We hebben ons gefocust op de cultuur in plaats van op de structuur. Je merkt dat er binnen het openbaar bestuur een gedrevenheid zit om op basis van vertrouwen goed bestuur te realiseren. Dit heeft te maken met de bestuurscultuur. Hierin schuilt veel kracht die als ‘soft power’ moet worden benut. Een goede samenwerking valt of staat met voldoende vertrouwen. Vertrouwen is cultureel bepaald. Zit je in een vechtcultuur dan wordt het lastig. Wanneer de één domineert en de ander is de onderliggende partij dan is vertrouwen ver te zoeken. Vertrouwen is dé bepalende factor van goede samenwerking. Het gaat om een meerzijdige relatie tussen besturen van samenwerkingsverbanden, gemeenteraden en colleges. Regels helpen hierbij uiteraard wel maar alleen als gereedschapskist die je gebruikt als het nodig is. Wanneer je je als gemeenteraad als eerste moet beroepen op de WGR dan is er iets mis met je samenwerking. Je moet de regels in een gemeenschappelijke regeling zien als een soort huwelijkse voorwaarden.”
Waardoor wordt het vertrouwen bepaald?
“Dit hebben we in beeld gebracht in een eerder advies over de relatie tussen veiligheid en vertrouwen. Er zijn zeven determinanten van vertrouwen te onderscheiden. Competentie gaat over inhoud en het vermogen om leiding te geven. Stabiliteit gaat over continuïteit, betrouwbaarheid en voorspelbaar gedrag. Bij integriteit moet je denken aan eerlijkheid, onkreukbaarheid en persoonlijke integriteit. Ook belangrijk voor vertrouwen is of je uitgaat van goede bedoelingen: ga je voor het algemeen belang en niet voor je eigen belang? Bij transparantie horen begrippen als openheid, rekenschap afleggen en juiste informatie geven. Vertrouwen is verder gebaat bij waardencongruentie: waardenovereenstemming tussen betrokken actoren. En ten slotte is reputatie belangrijk: de waardering op grond van gedrag en communicatie in het verleden.
“De eerste vier zijn noodzakelijk om überhaupt in aanmerking te komen om vertrouwd te zijn. Wanneer je dus aan deze vier voldoet, is vertrouwen mogelijk. De andere drie kunnen het vertrouwen van neutraal naar positief brengen. Wanneer het vertrouwen minder is, verloopt de samenwerking ook minder.”
_________________________________________________________________________________________
De aanbevelingen uit het rapport ‘Wisselwerking’
1. Gemeenteraden: meer aandacht voor samenwerking. Ontwikkel schakelkracht: het vermogen om lokale belangen én regionale belangen te behartigen.
2. Raadsgriffiers: olie voor bestuurscultuur. Zorg voor een klimaat van aanspreekbaarheid en verantwoording.
3. Colleges van B&W: informatie op orde. Alle betrokken raden tegelijkertijd over dezelfde informatie laten beschikken.
4. Besturen van samenwerkingsverbanden: ga de boer op. Het is een kerntaak om gemeenteraden goed te bedienen en pro-actief te betrekken bij belangrijke beleidsbeslissingen
5. Provincie: meer aandacht voor regionale samenwerking.
6. Minister van BZK: passende afstand, maar investeren in scholing en opleiding.
7. Regering en parlement: doordenk de gevolgen van grote decentralisaties voor de hoofdstructuur van het binnenlands bestuur.
_________________________________________________________________________________________
Wat is jouw beeld bij de toekomst van regionale samenwerking?
“Het is nog lang geen koek en ei. Er wordt veel geschiedenis meegedragen. Wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar de WGR-plus structuren, dan zie je dat deze nog een oude structuur met een oude cultuur hebben. De WGR-plus structuren zitten in transitie maar omvormen is verschrikkelijk moeilijk.
“Ik ben voorzichtig optimistisch hoe gemeenteraden met samenwerking omgaan. Ik zie raden in beweging komen. Decentralisaties bieden de mogelijkheid om samenwerking opnieuw in te vullen. In West-Brabant zoeken gemeenteraden elkaar op en is bijvoorbeeld een nota verbonden partijen opgesteld die inmiddels door zestien van de achttien gemeenteraden is vastgesteld. Als je naar de toekomst van het regionaal bestuur kijkt, moet je vooral kijken naar de ontwikkeling van gemeenten. Die bepaalt in belangrijke mate hoe regio’s zich in de toekomst gaan ontwikkelen. Leg niet te veel samenwerking van bovenaf op. Laat gemeenten zelf bepalen hoe en met wie ze samenwerken. Je kunt als Rijk wel normen in wetgeving opnemen voor goed openbaar bestuur. Probeer echter als Rijk niet te denken in blauwdrukken. Je zult dan namelijk zien dat daar omheen wordt gewerkt. Durf als Rijk met gezond vertrouwen los te laten. We moeten ons realiseren dat we in Nederland een formidabel openbaar bestuur hebben. We staan wereldwijd op de vijfde plaats. Het lokale kan echt op een goede manier het regionale organiseren.”
Wim Voeten, raadsgriffier gemeente Etten-Leur
wim.voeten@etten-leur.nl
@wimvoeten
Zie voor het volledige rapport:
www.rob-rfv.nl/documenten/advies_wisselwerking.pdf
Geef een reactie