In januari bracht de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) het rapport ‘Eerst de politiek, dan de techniek’ uit. Raadsledennieuws interviewde voorzitter, Michiel van Haersma Buma en plaatsvervangend secretaris, Gerben van Nijendaal van de Rfv.
Waarom is het advies opgesteld?
Buma: “Er is de afgelopen jaren in toenemende mate sprake van verrommeling van het Gemeentefonds. Dit leidt tot steeds meer spanning tussen rijk en gemeenten en gemeenten onderling. Wanneer de objectieve onderbouwingen voor een verdeling van middelen uit het Gemeentefonds in twijfel worden getrokken, vindt tegenwoordig aanpassing van deze verdeling plaats. Een voorbeeld is het cluster volkshuisvesting en ruimtelijke ordening.
Het effect was dat Amsterdam waarvan de extra kosten aantoonbaar voortkwamen uit eigen beleidskeuzes nauwelijks iets inleverde en de andere gemeenten objectief geld te kort kwamen. Ook is het draagvlak onder het systeem uitgehaald. Denk aan de korting op het Gemeentefonds vanwege de voorgenomen vermindering van het aantal raadsleden.
De korting is gehandhaafd, terwijl de vermindering niet is doorgegaan. Een ander voorbeeld is de ophef over de vermeende overschotten op de gemeentelijke zorgbudgetten. Gemeenten werden geacht het goedkoper te kunnen. De vraag zou niet moeten zijn of gemeenten geld overhouden maar of de mensen wel de zorg krijgen die ze nodig hebben.”
Wat is de kern van jullie advies?
Buma: ”We pleiten voor een zuivere benadering op basis van politieke keuzes die de minister maakt. Dit doen we aan de hand van een beslisboom. Ook pleiten we voor vierjarige stabiliteit in de gemeentefinanciën. Ons advies ligt bij de kabinetsformatie op tafel.”
Welke stappen kent deze beslisboom?
Van Nijendaal: “De eerste stap is: ‘wat is de bestuurlijke schaal van de opgave?’ Vervolgens: ‘Wat is de mate van beleidsvrijheid van de gemeenten?’ Tot slot: ‘In welke mate moeten verschillen in kosten en mogelijkheden inkomsten te verwerven tussen gemeenten worden verevend?’ Op basis van de politieke antwoorden wordt duidelijk welke vorm van financiering passend is.”
In het advies stelt u dat gemeenten zich wat zelfbewuster zouden kunnen opstellen en staan voor de keuzes die ze maken. Wat moeten gemeenten doen om zich zelfbewuster op te stellen?
Buma: “Gemeenten laten zich vaak impliciet leiden door (rijks)normen. Budgetten uit het verleden –van overgehevelde geldstromen– vormen vaak de norm voor de gemeentelijke uitgaven. Gemeenten labelen de budgetten. De mogelijkheid om zelf af te wegen op welke wijze de beschikbare middelen het beste kunnen worden ingezet, het meest effectief, blijven achterwege.”
U stelt in het advies: decentraal bestuur vertegenwoordigt ook een waarde op zich.
Buma: “Het draagt bij aan een spreiding van overheidsmacht en zorgt daarmee voor checks and balances in het bestuur. Het biedt de mogelijkheid om burgers bij het bestuur te betrekken en maatwerk te leveren. Verder zorgt decentraal bestuur voor innovatie door beleidsconcurrentie. Dat wil zeggen dat het mogelijkheden biedt voor verschillen in benaderingen en oplossingen die met een centrale aanpak niet tot stand zouden zijn gekomen. Naar mijn oordeel werken de checks en balances in het bestuur vooral top down en nauwelijks bottom up.”
Hebt u suggesties om weer evenwicht te brengen in de werking van de checks and balances?
Van Nijendaal: “We hebben niet voor niets taken gedecentraliseerd met het oog op het kunnen bieden van maatwerk, integrale afwegingen, dicht bij de burger. Dat bevordert de doelmatigheid. Gemeenten zijn politiek democratisch gelegitimeerd. Het rijk mag wel iets meer vertrouwen hebben in die gemeenten. Het begint er mee dat het rijk niet te snel ingrijpt en met nieuwe normen komt, gemeentelijk beleid moet zich kunnen uitkristalliseren. Bewindslieden zouden in de Tweede Kamer vaker moeten zeggen: ‘ik begrijp dat u die vraag stelt maar ik ga daar niet meer over, het is aan de gemeente om die afweging te maken, de vraag hoort in de gemeenteraad te worden beantwoord.’”
Het percentage inwoners dat (heel) veel vertrouwen heeft in de manier waarop de gemeente wordt bestuurd bedroeg in 2016 in Nederland 29 procent (Bron: www.waarstaatjegemeente.nl, burgerpeiling). Vormt naar uw oordeel de wijze waarop de financiële verhoudingen zijn vormgegeven een belangrijke verklaring voor dit lage percentage?
Buma: “Of er sprake is van een relatie tussen vertrouwen in het gemeentebestuur en de wijze waarop de financiële verhoudingen worden vormgegeven, hebben we niet onderzocht. Feit is wel dat bezuinigingen in het kader van de drie decentralisaties neersloegen bij gemeenten. Gemeentebestuurders worden daarop aangekeken. Gevolg was dat inwoners zich afvroegen ‘wat doet die gemeente allemaal?’, terwijl Den Haag verantwoordelijk was voor de bezuinigingen. Overigens laten klanttevredenheidsonderzoeken juist een vrij positief beeld zien. Als dienstverlener doen de gemeenten het dus best goed.”
U geeft in het advies aan dat in een aantal gevallen de bekostiging van gemeenten schuurt met ketenlogica waardoor er tal van grensconflicten optreden tussen centrum- en regiogemeenten, tussen zorgverzekeraars en gemeenten. Pleit dit niet juist voor een nog verdergaande aanpassing van de financiële verhoudingen? Dit door te gaan werken naar een ketenfinanciering waarbij de partij die de regie in de keten voert de middelen krijgt en deze op een doelmatige wijze verdeelt binnen de keten?
Buma: “Er zijn redenen om te kijken in hoeverre het mogelijk is dat gemeenten die investeren in preventie die leidt tot een minder groot beroep op de langdurige zorg of op lagere ziektekosten daar ook van zouden kunnen profiteren. De kosten van preventie zijn voor de gemeente, maar de baten vallen aan de verzekeraar of het rijk. Maar de oplossing is nog niet zo eenvoudig.”
U pleit er in het advies voor om belastingmaatwerk mogelijk te maken. Inwoners van dorpen of wijken die meer collectieve voorzieningen in de wijk willen dan gemiddeld, betalen dan meer gemeentelijke belastingen dan inwoners in andere dorpen of wijken. Dorpen die zelf het groen onderhouden kunnen minder betalen. Bent u niet bang dat dan een discussie ontstaat zoals nu bij voorzieningen als schouwburgen speelt?
Buma: “Je kunt hierover discussie voeren. Naar onze overtuiging leidt belastingmaatwerk tot een extra vitalisering van de lokale democratie. Inwoners kun je bijvoorbeeld korting geven op de OZB wanneer ze zelf het onderhoud van de openbare ruimte doen. De band gekozene-kiezer wordt hierdoor helderder.”
U pleit voor een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. Bent u niet bang voor competitie tussen gemeenteraden daar waar het gaat om de hoogte van de gemeentelijke belastingen?
Buma: “Gemeenten zullen zelf hun keuzes moeten verantwoorden en zich niet verschuilen achter het feit dat ze te weinig geld van Den Haag krijgen. De eigen afwegingen maken dat gemeenten doelmatiger met geld omgaan. Een gemeente zal moeten beseffen dat het mooi is om lage belastingen te hebben maar als dat betekent dat het openbaar groen er slecht bij ligt, er gaten in het wegdek vallen en er geen voorzieningen zijn voor de burgers dat ze dan ook haar taak niet tot tevredenheid van haar burgers uitoefent. Burgers moeten ook beseffen dat voorzieningen geld kosten.”
Over het sociaal domein stelt u in het advies het volgende: ‘Bekostiging sociaal domein: blijf af of betaal zelf.’ Kunt u dit toelichten?
Buma: “Bij de bekostiging van taken in het sociaal domein ligt sterk de nadruk op een gelijk voorzieningenniveau en een grote mate van verevening van kosten. Dat zou best een tandje minder kunnen. Dat maakt gemeenten bewuster van de eigen keuzes die ze maken. De vraag is in hoeverre gaat het om landelijke solidariteit of lokale solidariteit. Het is van belang dat het rijk de consequenties van die keuzes aanvaard.”
U pleit ervoor om verplichte vormen van samenwerking zoals de Veiligheidregio’s rechtstreeks door het Rijk te laten bekostigen.
Van Nijendaal: “Het uitgangspunt is wie bepaalt, betaalt! Nu zie we dat ongeveer 90 procent van de kosten van de Veiligheidsregio voortkomen uit rijksnormen, maar gemeenten zijn verantwoordelijk voor 90 procent van de inkomsten. De kosten die gemeenten maken voor de Veiligheidsregio worden veel minder bepaald door gemeentelijke kenmerken als wel de kenmerken van de regio. Het zou logischer zijn de kostenverschillen tussen de regio’s die voortvloeien uit rijksnormen ook door het rijk aan de regio te vergoeden. Voor zover gemeenten in de Veiligheidregio iets extra’s willen staat het ze natuurlijk vrij daarvoor zelf extra middelen op te hoesten. Als ze het zelf bepalen, moeten ze ook betalen. Bij de RUD’s ligt dat iets anders omdat een deel van de dienstverlening aan de afzonderlijke gemeenten kan worden toegerekend.”
Wim Voeten, raadsgriffier gemeente Etten-Leur
wimvoeten@etten-leur.nl
@wimvoeten
Beslisboom politieke keuzes met bijbehorende bekostigingswijzen.
Geef een reactie