Raadslid zijn is geen vak of beroep, maar zogenaamd ‘lekenbestuur’. Raadsleden bepalen niet samen de standaarden en regels waaraan iedereen zich te houden heeft. Ook is er geen diploma nodig om raadslid te kunnen worden. In dit niet beroepsmatige karakter schuilt de kracht van de gemeenteraad en de zwakte, zoals vaak wordt gedacht.
Als we het ‘lekenkarakter’ van de raad zien als zwakte, dan worden oplossingen gezocht in het professionaliseren van de raad. Dan moeten raadsleden worden opgeleid, getraind, beter ondersteund en in algemene zin betere tegenspelers worden van het college van B&W. Daarmee wordt het college vanzelf het belangrijkste bestuursorgaan in de gemeente, terwijl dat toch echt de gemeenteraad is. Als we het lekenkarakter echter zien als kracht, dan is de opgave veel meer om de raad te politiseren, om zo de strijd over de verschillen in opvattingen en voorkeuren vorm te geven. De gemeenteraad is er juist om te beslissen over al die zaken waar kennis onvoldoende houvast biedt en waarover we dus ook stevig van mening kunnen verschillen. Dat raadslidmaatschap ‘lekenwerk’ betreft, is uitdrukking van het passief kiesrecht dat iedere burger (iedereen die het burgerschap heeft) de mogelijkheid geeft zichzelf verkiesbaar te stellen. Zo kan iedere burger een vertegenwoordigend ambt vervullen – in dit geval een raadslidmaatschap. Dat is een democratische waarde in zichzelf. Naar ons idee is het dus zinvoller om de gemeenteraad te politiseren, dan te professionaliseren.
Politiseren
Politiek is de hoogste vorm voor het uitdragen van verschil die we hebben. Buiten politiek is er alleen nog fysieke geweldpleging. We hebben politiek om ervoor te zorgen dat we bij onenigheid over besluiten de knuppels letterlijk in de schuur laten staan. Het is aan de politiek om te bepalen wat daarvoor nodig is. De politiek – de gemeenteraad – bepaalt welke debatten en besluiten over welke verschillen en scheidslijnen in de samenleving nodig zijn. Daarbij erkent democratische politiek het verschil tussen mensen. We zijn het vaak met elkaar oneens en dat is prima. Met in achtneming van al die verschillen proberen we toch tot besluiten te komen waarmee we verder kunnen. Als hoogste vorm voor het beslechten van de strijd om het verschil mag politiek als vorm niet stuk gaan. Om zichzelf niet te beschadigen, moet politiek zichzelf soms begrenzen. Dat kan ook alleen de politiek doen. Er is geen hogere instantie die de politiek begrenst of terugfluit, ook de kiezer niet.
Dat politiek tegelijkertijd strijd en zelfbegrenzing inhoudt, zien we terug in hoe de gemeenteraden werken. In de gemeenteraad zijn steeds twee krachten tegelijkertijd aan het werk. Ten eerste is er de divergerende kracht, die uitdrukking is van de strijd om het verschil. Deze kracht verdeelt de raad. Ten tweede is er de convergerende kracht, die uitdrukking is van begrenzing en de noodzaak om gezamenlijk het hoogste bestuursorgaan te zijn. Deze kracht verenigt de raad. De verhouding tussen de convergerende en de divergerende kracht geeft de raad een bepaald (tijdelijk) karakter.
Opdracht
De opdracht voor iedere gemeenteraad (en dus voor alle raadsleden) is om deze beide krachten – divergentie en convergentie – steeds in het oog te houden. Ze hoeven niet altijd groot te zijn. Soms past het om saamhorig of juist terughoudend en meer naar binnen gekeerd te zijn. Voor een hoog ideaal mogen volksvertegenwoordigers echter ook tot het uiterste gaan. Dan moet het debat op het scherpst van de snede worden gevoerd. Dan is er niets mis met strijdlust en met grotere divergentie. Het is noodzakelijk te variëren afhankelijk van de situatie. Een vitale of misschien wel zelfbewuste raad kan op het ene moment strijdlustig zijn om even later op een ander onderwerp saamhorigheid te tonen. Een raad die in balans is, beheerst deze krachten en kan ze naar eigen inzicht hanteren.
Meervoudigheid waarderen
Politiek is meervoudig. Dat betekent dat wat politiek mogelijk is, altijd afhankelijk is van de lokale politieke situatie. Wat in Lelystad goed werkt, kan in Utrecht onbespreekbaar zijn. En dat is precies de bedoeling. Waar in de ene gemeenteraad de convergentie voorop staat, bijvoorbeeld door een raadsbreed akkoord of raadsagenda te vormen, gaat de andere gemeenteraad uit van scherpe scheidslijnen tussen coalitie en oppositie om te komen tot besluiten. Waar de ene gemeenteraad samen op werkbezoek gaat in wijken en bij maatschappelijke organisaties (convergentie), doet de andere gemeenteraad dat bewust niet (divergentie). En waar de ene gemeenteraad gedragsafspraken maakt over hoe het debat wordt gevoerd (convergentie), laat de andere gemeenteraad dat meer over aan het vrije spel van krachten in de raad (divergentie). Dat betekent ook dat er geen ‘juiste’ of ‘beste’ manier van politiseren bestaat, die overal op dezelfde manier werkt. Het gaat erom dat iedere gemeenteraad zichzelf bewust positioneert, naar de mogelijkheden die deze gemeenteraad heeft.
Reflectie verplicht
Een gemeenteraad positioneert zichzelf door te reflecteren op de mate waarin zij convergerend of divergerend wil optreden. Dat kan vanzelfsprekend lastig zijn, gezien het emotionele karakter van politiek en de politieke waan van de dag die er ook altijd is. En toch, als raadsleden de politieke orde in de gemeenteraad niet actief gezamenlijk vorm geven, dan maakt de raad zich afhankelijk van het toeval van gebeurtenissen, incidenten en machtsverhoudingen. De burgemeester en de griffier kunnen een proces van reflectie begeleiden. In zekere zin blijft het echter altijd een ‘intiem’ proces. Het raakt de kern van wat politiek is of wil zijn. Dat proces kan politiek natuurlijk nooit uit handen geven.
(Het volledige betoog van de auteurs is te lezen in het essay Gemeenteraden positioneren: van professionaliseren naar politiseren, dat gratis kan worden gedownload op www.nsob.nl.)
Martin Schulz, co-decaan van de NSOB
Paul Frissen, bestuursvoorzitter en decaan NSOB en hoogleraar bestuurskunde Tilburg University
Jorgen Schram, onderzoeker bij NSOB
Geef een reactie