Op 5 maart 2018 bracht de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) de essaybundel #Woest uit. Met deze bundel biedt de ROB meer inzicht in hoe verontwaardiging kan leiden tot bepaalde grensoverschrijdende gedragingen.
Centrale les in de bundel is dat de overheid zich kan voorbereiden op de verontwaardiging van burgers en mogelijk zelfs haar voordeel hiermee kan doen als zij deze onbevreesd tegemoet treedt. De uitdaging daarbij is dat de overheid zich kwetsbaar en zelfkritisch moet durven opstellen als de situatie daar om vraagt, maar dat zij tegelijkertijd daadkrachtig dient te blijven staan en strijden voor de kernwaarden van de democratische rechtsstaat.
RaadsledenNieuws sprak Sarah de Lange, tot voor kort raadslid van de ROB en bijzonder hoogleraar Politicologie van de Universiteit van Amsterdam.
Hoe kun je de bezorgdheid van burgers, die zich om kan zetten in boosheid, verklaren? Een groot VN-onderzoek van maart 2019 laat immers zien dat Nederland is gestegen naar de vijfde plaats van gelukkigste landen ter wereld.
De Lange: ‘De bezorgdheid van burgers heeft niets te maken met hoe het hen op dit moment gaat. Het heeft vooral te maken met het kijken naar de toekomst. De boze burger kijkt naar de samenleving en vindt dat deze zich in de verkeerde richting ontwikkelt. Ze verwachten dat hun kinderen minder kansen hebben dan ze zelf hadden. Hier komt nog het gevoel bij van het in ‘Den Haag’ niet gezien en niet gehoord worden.’
Wat kunnen gemeenteraadsleden doen om te herkennen dat burgers zich zorgen maken en boos zijn?
De Lange: ‘Raadsleden moeten vanuit hun volksvertegenwoordigende rol de thermometer in de samenleving steken en kijken waar het borrelt en broeit. De signalen en zorgen die raadsleden oppikken moeten ze meenemen naar de gemeenteraad en daar bespreken. Helaas blijft deze vertegenwoordigende rol onderbelicht omdat nog altijd veel vergaderd wordt en dikke pakken papier worden doorgeworsteld.’
Wat kun je als gemeenteraad doen wanneer de boosheid hebt gesignaleerd?
De Lange: ‘Raadsleden zijn uiteindelijk eigenaar van het democratisch proces. In het kader van dit proces moet je als gemeenteraad burgers inspraak verlenen. Burgers willen namelijk meer dan alleen bij verkiezingen input leveren. Participatie wordt echter door de gemeenteraad vaak aan het college overgelaten zonder daarvoor kaders mee te geven. Het is echter aan de raad om te bepalen bij welke vraagstukken en op welke manier je burgers wilt betrekken en welke rol je burgers wilt geven. Bij een raadsagenda hoort ook een democratische agenda. Het bepalen van deze democratische agenda is een belangrijk politiek vraagstuk, te weten welke rol geef je als raad aan de burgers. Eén van de redenen van ontevredenheid of boosheid is dat onvoldoende duidelijk gemaakt wordt wat de rol van burgers in een bepaald proces is en wat er met hun input wordt gedaan. Het is voor burgers vaak onduidelijk hoe hun inspraak wordt meegewogen in een uiteindelijk besluit. Burgers begrijpen heel goed dat ze niet altijd hun zin krijgen. Inspraaktrajecten worden toch nog met enige regelmaat opgezet enkel om draagvlak te creëren maar niet om burgers de besluitvorming te laten beïnvloeden. Burgers doorzien deze vormen van rituele inspraak. Ze zien wanneer er echt naar ze wordt geluisterd. Het gaat er dus om de rol van de burgers aan de voorkant van een participatieproces duidelijk te maken. Bijvoorbeeld kun je bij de komst van een AZC aangeven: Wij hebben als gemeenteraad democratisch besloten dat er een AZC komt. We gaan met jullie in gesprek over de drie mogelijke locaties, dus over de invulling van ons democratisch genomen besluit, in gesprek. Wanneer je ziet wat er in Steenbergen gebeurde dan blijkt dat de rol van de inspraak in besluitvorming volledig onduidelijk was. Ook de rol van de avond in het verdere proces was niet duidelijk. Bovendien was de setting niet gelukkig gekozen. En dan steekt een storm op.
Een tweede belangrijk punt is dat je met burgers in gesprek moet gaan en deze gesprekken constructief moet inrichten. Het gaat om gesprekken waarbij echt geluisterd wordt en echt in gesprek wordt gegaan. Ik zal dit punt duidelijk maken aan de hand van een recent voorbeeld van inspraak in de gemeenteraad van Amsterdam over de illegalenopvang in Buitenveldert. De dynamiek was hier zo dat alleen de leden van de oppositie vragen stelden aan de insprekers. De coalitie hield zich hier afzijdig. Dit geeft niet het idee dat je echt aan het luisteren bent en doorvraagt. Als gemeenteraadslid moet je luisteren en verduidelijkende vragen stellen. Daarna moet je je overwegingen om tot een standpunt te komen duidelijk maken en daarover transparant communiceren. Zeg nooit: alles overwegend is dit het beste. Laat de burger zien hoe zijn argumenten zich verhouden tot de afweging die je maakt.’
Maar toch zien we, om in de termen van #Woest te blijven, regelmatig de storm opsteken. Wat kun je dan nog doen als gemeenteraad?
De Lange: ‘Benoem als gemeenteraad dus als bestuursorgaan duidelijk de grenzen en veroordeel grensoverschrijdend gedrag. Er zijn heel veel gedragingen die niet binnen een democratische rechtsstaat passen. Een voorbeeld hiervan is de discussie over het wild in de Oostvaardersplassen. Bestuurders van Staasbosbeheer en de provincie Flevoland zijn ernstig bedreigd. Ook zijn burgers eigen rechter gaan spelen door dieren bij te voeren en dieren te ontvreemden. Allemaal zaken die niet passen binnen de democratische rechtstaat. Iedereen die een rol speelt in deze democratische rechtsstaat moet zich tegen deze vormen van grensoverschrijdend gedrag uitspreken. Daarnaast moet de gemeenteraad echter ook achter de rechten van burgers staan. Het recht van demonstratie is bijvoorbeeld een grondrecht. Wanneer een burgemeester een demonstratie verbiedt of beperkt, moet je daar als gemeenteraad de burgemeester op aanspreken wanneer de gemaakte afwegingen niet helder en transparant zijn. Geef als gemeenteraad expliciet aan wat je faciliteert en wat je veroordeelt. Het is belangrijk dat dit over partijgrenzen heen gebeurt. Het aangeven van grenzen is namelijk geen partijpolitiek maar een democratisch vraagstuk waarbij je op één lijn moet zitten.’
Maar om bij je voorbeeld over de Oostvaardersplassen te blijven. Hoe handel je dan wanneer je bijvoorbeeld voor het bijvoederen van dieren bent?
De Lange: ‘Dan stel je: ik ben voor bijvoederen maar dat is een taak van Staatsbosbeheer en niet van u als burgers. Je kunt het namelijk inhoudelijk eens zijn met burgers, maar toch hun handelwijze vanwege de gekozen vorm afkeuren. Door je uit te spreken, zorg je ervoor dat de radicale stroming, die in dit voorbeeld zelf gaat bijvoederen, geïsoleerd wordt.
De democratische rechtsstaat versterk je wanneer je de grens die je stelt steeds verduidelijkt. Je kan ook sterker uit een crisis komen als je de onvrede die zichtbaar wordt, gebruikt om de verbinding met de samenleving te verbeteren. Je kunt bijvoorbeeld een incident gebruiken om op een meer permanente manier in gesprek te gaan met bevolking, wat in Geldermalsen is gebeurd na de rellen naar aanleiding van de voorgenomen vestiging van een AZC. Wanneer de storm opsteekt is dit namelijk alleen de spreekwoordelijke druppel. Aan de onvrede ligt altijd iets structureels ten grondslag. Om deze structurele onvrede op het spoor te komen, kun je bijvoorbeeld een enquête uitzetten of netwerken van wijkagenten, scholen of sportverenigingen benutten. Het instrument dat je inzet, hangt af van de groepen die zich niet gehoord voelen.’
Je pleit nadrukkelijk om de gemeenteraad een actieve rol te geven bij de burgerparticipatie. Juist ook als verzoening nadat de storm is opgestoken. Maar hoe zorg je er dan voor dat je iedereen bereikt?
De Lange: ‘Er is sprake van een paradox. Groepen burgers die ontevreden zijn en meer inspraak eisen, gaan niet direct participeren als die mogelijkheid er is. Het is een groep die participatie beperkt tot momenten als ze echt aan de noodrem wil trekken. De meeste burgers verschillen in wat ze echt motiveert om betrokken te willen zijn. Daarom moet je als raad, als volksvertegenwoordiger dus, regisseur van proces willen zijn. Criteria die je hierbij kunt hanteren zijn: Is het iets dat leeft bij burgers en is het een onderwerp waar inspraak zin heeft. Of inspraak zin heeft hangt af van de ruimte die er is voor het uitoefenen van invloed. Is er bijvoorbeeld geen beleidsvrijheid voor een gemeente, dan heeft het verlenen van inspraak geen zin. Het wordt dan inspraak voor de bühne. Dat werkt averechts. Verder moet je vooral nadenken hoe je het participatietraject inricht. Vraag hierbij is ook hoe verdeeld de gemeenteraad is over een vraagstuk. Heeft de raad al hele sterke ideeën, maak dan heel duidelijk wat nog onbepaald is en waarover je met burgers in gesprek kunt gaan.’
Wim Voeten, raadsgriffier gemeente Etten-Leur
Geef een reactie