In deze blog zal ik een aantal competenties benoemen, waarvan ik op grond van ervaring denk dat ze belangrijk zijn voor de toezichthouder of handhaver. De Omgevingswet is een goede aanleiding om hierbij stil te staan en te bepalen wat er nog moet veranderen.
Een waarschuwing vooraf: niemand voldoet aan alle vaardigheden die bij zijn of haar rol horen. Het spreekwoordelijke schaap met de vijf poten bestaat nu eenmaal niet. Het is wel aan te bevelen om teams (aan) te vullen met mensen, die verschillend van karakter zijn en over uiteenlopende vaardigheden beschikken. Daarmee kan een optimaal resultaat worden bereikt.
Zekerheid voor handhavers | Praktijkgericht
Feitcodes plus omschrijving, praktische tools zoals checklists en voorbeelden proces-verbaal, werkprocessen, en thematische commentaren
1. Samenwerken moet (basisvaardigheid)
Juist vanwege het feit dat niemand alle vaardigheden beheerst en ook niet kan beheersen, is het wél noodzakelijk dat iedereen kan samenwerken. De tijd dat een toezichthouder in z’n eentje op pad ging en werkte is voorbij. Samenwerken moet nu al en onder de Omgevingswet blijft dat onverminderd van kracht en wordt het alleen maar belangrijker. Niet alleen met collega’s van dezelfde afdeling, maar ook en vooral met collega’s van andere disciplines en andere organisaties.
Daarvoor is nodig om over de schuttingen in andere tuinen of domeinen te kijken. De randvoorwaarden voor samenwerking moeten gecreëerd worden. Het organiseren van deze samenwerking is een taak van de teamleiders van betrokken afdelingen.
Het beste is om dat te doen in het kader van een handhavingsproject. Eenmaal elkaar ontmoet tijdens een werksituatie, vind je elkaar makkelijker in andere situaties. De samenwerking moet niet (alleen) afhankelijk zijn van personen. Als die vertrekken, valt de samenwerking ook weg.
2. Communicatief vaardig: uitleg kunnen geven
Een toezichthouder moet kunnen uitleggen waarom de regel er is en nageleefd moet worden. Meestal is dat duidelijk, maar niet altijd, bijvoorbeeld omdat de risico’s van overtreding van een gebod of verbod niet op ieders netvlies staan. Zo kan een burger zich afvragen: waarom mag ik een bepaald type vuurwerk alleen afsteken op een stabiele standaard?
Het kunnen uitleggen hoe de regelgeving in elkaar steekt en wat de achterliggende reden is van een bepaalde regel, betekent dat de toezichthouder niet alleen op de hoogte is van die regel, maar ook van de achtergrond. Hij moet dus investeren in de ‘voorkant’. Dat hoeft niet per se altijd van tevoren te gebeuren, maar wel bij twijfel of er sprake is van een overtreding. Voorlichting bevordert de naleving. Kinderen doen meestal ook niet wat ouders vragen op grond van ‘omdat ik het zeg’!
Er is nog een andere reden waarom toezichthouders duidelijk moeten communiceren. Vooral ondernemers houden niet van onzekerheden of onduidelijkheden, omdat de financiële gevolgen groot kunnen zijn als blijkt dat de regels tóch anders uitgelegd moeten worden. Een ondernemer blijkt over het algemeen bereid om meer regels na te leven als hij of zij maar weet dat het daarmee klaar is.
3. Openstaan voor andere inzichten
Het openstaan voor andere inzichten kent twee aspecten: extern en intern. Onder ‘extern’ versta ik in dit kader: het contact met de burger of ondernemer op wie de regel van toepassing is (met een mooi woord: de normadressant). Die zal mogelijk een andere uitleg aan de regel geven. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat die interpretatie fout is.
De Omgevingswet geeft veel ruimte aan ‘de geest van de wet’ en doet dat zeer expliciet. Als toezichthouder mag je daarvan gebruik maken. Het is derhalve verstandig om te luisteren naar de (mogelijke) overtreder. Als een interpretatie hout snijdt, is het zaak om die interpretatie te bespreken tijdens teamoverleggen om gezamenlijk vast te stellen of die interpretatie acceptabel is. Het teamhoofd kan zorgen dat dit inzicht wordt gedeeld met degenen die betrokken zijn bij de evaluatie van de regelgeving. Zo wordt de cirkel gesloten.
Het interne aspect houdt mede verband met samenwerken. Onder ‘intern’ versta ik in dit verband niet alleen de eigen organisatie, maar ook de andere bestuursorganen die betrokken zijn bij de betreffende casus. Je kunt met elkaar van inzicht verschillen hoe je een bepaalde zaak aanpakt. Maar je zult uiteindelijk door één deur moeten en dat betekent geven en nemen. De te handhaven regel is het uitgangspunt, maar moet altijd toegepast worden in het concrete geval. Dat geeft enige manoeuvreerruimte om rekening te houden met de verschillende belangen.
4. Mensenkennis
Eigenlijk zouden toezichthouders en handhavers een cursus psychologie moeten volgen om zich de basiskennis van (menselijke) gedragspatronen eigen te maken. Het is van belang om situaties te herkennen waarin iemand oprecht is en wanneer diegene je wat op de mouw speldt.
Blind vertrouwen is voor een toezichthouder niet goed. Burgers en ondernemers hebben een persoonlijk belang. Het algemene belang van een goede fysieke leefomgeving wordt daarbij niet altijd in het oog gehouden. Juist voor het behartigen van het publieke belang – dat ons allen raakt – hebben wij de overheid als het ware ingehuurd. Die heeft het overzicht. Dus van ‘zelftoezicht’ kan maar beperkt sprake zijn.
5. Lef hebben en fouten durven maken
Je moet lef hebben als toezichthouder. Niet verschuilen achter de regels, maar zelf de verantwoordelijkheid nemen, omdat je achter de regel staat. Faalangst moet je niet hebben. Fouten maken is niet erg; er niet van leren wel. Managers dienen juist het bespreken van fouten te stimuleren. Niet bestraffen, maar bespreekbaar maken en anderen ervan laten leren. Dat betekent ook dat een toezichthouder/handhaver zich kwetsbaar moet kunnen opstellen en dat is vaak heel lastig. Dat geldt trouwens niet alleen voor de toezichthouder/ handhaver.
Auteur | VIND Handhaving
Annemiek Tubbing is milieujurist en als auteur verbonden aan VIND Handhaving.
Geef een reactie