De Omgevingswet betekent afscheid van de welstandscommissies. Alleen een commissie voor rijksmonumenten is straks nog verplicht. Maar hoe blijven kwetsbare belangen geborgd? Voor gemeenten die meer willen doen, is er een handreiking.
Bouwplannen worden in Nederland al meer dan honderd jaar beoordeeld door welstands- en monumentencommissies. Soms tot afgrijzen van burgers en bedrijven die hun plannen afgeschoten zien worden, omdat ze niet de goedkeuring van zo’n select gezelschap van architecten, stedenbouwkundigen en cultuurhistorici kunnen wegdragen.
Grotendeels welstandsloos
Soms ook tot irritatie van gemeenten zelf. Er zijn plaatsen die ‘welstand’ al volledig hebben afgeschaft. Het Brabantse Boekel vergaarde er bekendheid mee. Ruim drie kwart van de gemeenten maakte haar grondgebied geheel welstandsloos of toetst alleen nog de monumentale binnensteden op ‘beeldkwaliteit’.
De Omgevingswet rekent af met de laatste hindernissen en laat gemeenten hierin voortaan helemaal vrij. Slechts één wettelijke verplichting blijft: een commissie die bouwplannen toetst als het om een rijksmonument gaat. Verder mag het lokale bestuur zelf bepalen wat nodig is voor een ‘goede omgevingskwaliteit’ (een hoofdprincipe in de Omgevingswet, naast gezondheid en veiligheid).
Het inwinnen van extern advies wordt ook niet langer voorgeschreven. De bandbreedte om bouwprojecten af te wegen krijgt een plek in het omgevingsplan, als onderdeel van het beleid voor welstand en cultuurhistorie (omgang met monumenten).
Dit jaar besluiten
Van belang is dat gemeenten nog dit jaar besluiten over het nieuwe beleid, vóór de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet. Alleen bouwaanvragen die eerder worden ingediend, vallen onder het oude recht. ‘Als er in januari een bouwplan binnenkomt op een locatie met iets beeldbepalends en je hebt als gemeente niets geregeld, dan ben je dus te laat,’ zegt Nienke van Renssen, jurist bij het programma Omgevingswet van de VNG.
Samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit (de organisatie van welstands- en monumentencommissies) publiceerde de VNG onlangs deel 1 van de Handreiking adviesstelsel Omgevingskwaliteit. ‘Met dit eerste deel kunnen gemeenten de basis op orde brengen, dus voldoen aan de minimumplicht van het instellen van een commissie voor rijksmonumenten,’ aldus Van Renssen, die namens de VNG opdracht geeft voor het maken van de handreiking.
Voor de zomer verschijnt deel 2, om gemeenten die méér willen doen een wenkend perspectief te bieden, met voorbeeldteksten voor verordeningen. Deze zijn afhankelijk van de lokaal te bepalen reikwijdte van de ruimtelijke kwaliteitstoetsing. Keuzes op dat gebied zijn niet aan de VNG, benadrukt Van Renssen. ‘De Omgevingswet geeft de gemeente vrijheid. Wij schrijven met de handreiking dus ook niet inhoudelijk de wet voor.’
Verkwanseling kwaliteit?
In de Omgevingswet is een goede omgevingskwaliteit dus alleen verankerd als het gaat om rijksmonumenten. Ontstaat daarmee niet het risico dat de ruimtelijke kwaliteit wordt verkwanseld aan economische belangen? Oftewel: is het kwetsbare belang van cultuurhistorie en beeldkwaliteit straks nog wel geborgd?
‘Gemeenten gaan heus niet alleen bij monumenten zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. De enige reden dat dit nog in de wet staat, is dat het gaat om rijksmonumenten en het Rijk daar dus zelf een procedure voor moet maken,’ reageert directeur Flip ten Cate van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit.
‘Beleid blijft overeind’
‘Het welstandsbeleid blijft overeind,’ vervolgt hij, ‘de welstandsnota wordt vast onderdeel van het omgevingsplan. Gelukkig, want een aantrekkelijke leefomgeving is in ieders belang, ook dat van de private initiatiefnemer. Ik ken geen gemeenten die hun omgevingskwaliteit zomaar zullen laten verloederen. Alsof ze de zorg voor hun eigen grondgebied opeens niet langer serieus nemen, omdat het Rijk zich daar niet meer mee bemoeit.’
Ten Cate is ervan overtuigd dat gemeenten een adviescommissie zullen instellen met de taak niet alleen naar monumenten te kijken, maar bredere adviezen te geven over de ruimtelijke kwaliteit. ‘Niet dat dit altijd een commissie in zijn traditionele vorm hoeft te zijn. Het wemelt al jaren van de stadsbouwmeesters, supervisoren en kwaliteitsteams. In een enkele gemeente is eveneens de stedenbouwkundige afdeling van hoog niveau. Ook op beleidsniveau buitelen de beeldkwaliteitsplannen nog steeds over elkaar heen, tot in Boekel.
‘Wel vind ik het verstandig om binnen dat instrumentenpalet ook een instrument te hebben waarmee je, naast al het stimulerende kwaliteitsbeleid, ook “nee” kunt zeggen tegen dovemansoren. Om te hanteren in het belang van de publieke waarden, maar ook om achter de hand te hebben. Kwaliteitsstimulering door een gemeente wordt minder vrijblijvend als de initiatiefnemer weet dat het antwoord ook “nee” kan zijn.’
Ingrijpen bij verwaarlozing
Als laatste ‘redmiddel’ is er overigens nog de zogenoemde ‘excessenregeling’. Die houdt in dat bij ‘ernstige strijd met de redelijke eisen van welstand’ de gemeente kan ingrijpen achteraf. Bijvoorbeeld bij verwaarlozing van panden, vernietigen van architectonische bijzonderheden en bij armoedig materiaalgebruik. ‘Maar daar moeten we onze hoop niet te veel op vestigen,’ zegt Ten Cate.
‘In de praktijk is gebleken dat de excessenregeling weliswaar een erg effectief middel is om achteraf op te treden tegen ernstige ontsiering van de gebouwde omgeving, met name bij verwaarlozing, verloedering en verval. Maar het is een lastig te hanteren instrument en gemeenten willen niet graag achteraf afbraak van iets lelijks of overschilderen eisen, maar veel liever beleid vooraf voeren en via overleg kwaliteit realiseren.’
Nationale Omgevingsvisie
Is het niet schraal dat de makers van de Omgevingswet een ‘goede omgevingskwaliteit’ als een van de hoofdprincipes van de wet benoemen, maar een commissie die zich op rijksmonumenten richt, als enige verplichte orgaan in de wet opnemen? ‘Op rijksniveau is dat inderdaad mager,’ geeft Ten Cate toe.
Maar, let op: ‘In de NOVI (Nationale Omgevingsvisie, red.) staat een goede omgevingskwaliteit overigens als nationaal belang genoemd. Dat betekent dat het Rijk met instrumenten moet komen, die borgen dat zo’n doel en belang worden nageleefd. Bij welke aantasting het Rijk zich gedwongen ziet tot ingrijpen, moet daarbij worden aangegeven.’
Geef een reactie