Gemeenten, provincies en waterschappen hebben voor de uitvoering van het Klimaatakkoord de komende drie jaar 1,8 miljard euro nodig. Hiervan komt het leeuwendeel voor rekening van gemeenten. Dit staat in het vandaag gepubliceerde advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB).
De ROB liet adviesbureau AEF onderzoek doen naar de hoogte van de kosten voor gemeenten. Evenals naar de manier waarop zij aan het geld komen om hun bijdrage te leveren aan het Klimaatakkoord. Dat is gebeurd in samenspraak met gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het resultaat is verwerkt in het ROB-advies Van Parijs naar praktijk.
Zwaartepunt bij gemeenten
Uit het AEF-onderzoek blijkt dat het zwaartepunt van de uitvoering van het Klimaatakkoord door decentrale overheden bij de gemeenten ligt. Het gaat in totaal om een bedrag van 602 tot 681 miljoen euro per jaar. Met aftrek van de kosten komt dit in 2024 uit op een bedrag van 560 tot 639 miljoen euro. Ter vergelijking, voor provincies gaat het om 37,5 miljoen en voor waterschappen om 22,6 miljoen euro.
De uitvoeringskosten voor de gebouwde omgeving bedragen 350 miljoen euro ofwel 60 procent van de totale uitvoeringskosten en vormen daarmee het belangrijkste onderdeel. Ruim 15 procent van de uitvoeringskosten is gerelateerd aan elektriciteit en ruim 10 procent aan mobiliteit. Landbouw en natuur zullen naar schatting ongeveer 5 procent van de uitvoeringskosten vergen. Het overige deel is voor materiële kosten en beheerskosten, zoals juridische ondersteuning en financiën en control.
Verdeelsleutel uitvoeringskosten
De ROB komt op basis van het onderzoek tot een globale verdeelsleutel voor de uitvoeringskosten van gemeenten. Circa 10 procent hiervan komt in de vorm van een vast bedrag. Dat is nodig, omdat elke gemeente kosten moet maken voor het uitvoeren van het Klimaatakkoord. Veruit het hoogste percentage, circa 60 procent van het bedrag, zal vastgesteld worden op basis van inwoners en woningen. Dit omdat het merendeel van de kosten voor gemeenten samenhangt met gebouwde omgeving.
Verder zal zo’n 15 procent worden verdeeld op basis van de dichtheid van de bebouwing. Naarmate de bebouwingsdichtheid toeneemt, nemen ook de kosten in met name de gebouwde omgeving toe. De resterende 15 procent van het bedrag vindt zijn bestemming op basis van de oppervlakte. Naarmate de oppervlakte van een gemeente groter is, nemen de kosten voor de aanleg van zonneweides en windmolenparken toe. Net als de kosten voor landbouw en natuur.
De Raad adviseert de kosten voor gemeenten in de periode 2022-2024 te bekostigen via een brede doeluitkering. Daarbij hebben ze de beleidsvrijheid om zelf te bepalen wat de meest kosteneffectieve maatregelen zijn voor hun inwoners en hoeven ze niet te gedetailleerd verantwoording af te leggen over de besteding van dit bedrag.
Goede samenwerking vereist
De ROB constateert in het onderzoek ook dat er behalve de Regionale Energie Strategie (RES) geen platform is voor onderlinge afstemming en coördinatie tussen de lagere overheden. Dat kan een obstakel vormen voor de uitvoering van klimaatmaatregels. Het risico bestaat dat decentrale overheden straks allemaal erg hun best doen, maar het uiteindelijke doel van 49 procent CO2-reductie in 2030 uit zicht verdwijnt.
Om het probleem van ontbrekende coördinatie op te lossen, adviseert de ROB dat er op drie niveaus duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Dat gaat dan om wie welke taak oppakt en wie waar verantwoordelijk voor is: lokaal, regionaal en landelijk.
Met voldoende geld en afspraken voor afstemming en ondersteuning, denkt de ROB dat decentrale overheden in staat zullen zijn om de plannen van het Klimaatakkoord uit te voeren.
Bedragen in begroting 2022
De VNG reageert positief op het ROB-rapport. ‘Het onderzoek onderstreept de majeure opgave van het Klimaatakkoord, evenals de regierol van gemeenten en de uitvoeringslasten die dit met zich meebrengt’.
In de gesprekken tussen Rijk en decentrale overheden rond de kabinetsformatie zal volgens VNG ook worden gesproken over de bevindingen uit het onderzoek. En wat die betekenen voor het ondervangen van de uitvoeringslasten. Afspraken hierover mogen niet te lang op zich laten wachten, zodat bedragen tijdig kunnen worden opgenomen in de begroting voor 2022, aldus VNG.
Klimaatakkoord
Het Nederlandse Klimaatakkoord is een afgeleide van het internationale Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. In het akkoord staan maatregelen en afspraken tussen overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties over een halvering van de uitstoot van de broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990. Een groot deel van de uitvoeringsmaatregelen moeten decentrale overheden organiseren en uitvoeren, zoals het aardgasvrij maken van woningen. Een enorme uitdaging, omdat het een van de meest ingrijpende transities is die ons land heeft gekend. Met verstrekkende gevolgen voor wonen, werken, verkeer en vervoer, economie, natuur en milieu en de ruimtelijke inrichting.
Geef een reactie