Al in 2016 nam de Tweede Kamer de Wet open overheid aan. Die moet de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) opvolgen en voor meer actieve openbaarmaking zorgen. Niet alleen de klassieke overheidsorganen vallen onder de nieuwe wet, maar ook koepelorganisaties zoals de VNG, IPO en Unie van Waterschappen, en mogelijk privaatrechtelijke rechtspersonen. Althans, daar leek het op.
Die rechtspersonen moesten in het eerste voorstel bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Desondanks was dit een potentiële vooruitgang, aangezien de huidige Wob in beginsel juist niet van toepassing is op overheidsvennootschappen en -stichtingen. Ik blogde eerder over de geheimzinnigheid die dat veroorzaakt. De Raad van State heeft zijn terughoudende lijn daarna als bestuursrechter nog maar eens herhaald in een uitspraak over Saaksumborg Advies, een uitvoerder van taken die het college van Groningen had uitbesteed.
Voorstel flink uitgekleed
Maar de wetswijziging laat op zich wachten, want de Wet open overheid of Woo is nog altijd niet behandeld door de Eerste Kamer. Die heeft de behandeling aangehouden nadat de initiatiefnemers in overleg met de regering oordeelden dat wijziging nodig was. De aanpassing is op 26 januari 2021 aangenomen door de Tweede Kamer. Helaas is hierdoor het oorspronkelijke wetsvoorstel flink uitgekleed. Koepelorganisaties vallen er niet langer onder. Deze uitbreiding zou zich niet verhouden tot de staatsrechtelijke positie van deze vrijwillige verenigingen en afbreuk doen aan de autonomie van privaatrechtelijke instellingen.
Op zich valt er iets voor te zeggen dat koepelorganisaties (of althans hun organen) niet als bestuursorgaan worden aangemerkt. Niet omdat het hier om privaatrechtelijke rechtspersonen gaat, wel vanwege praktische bezwaren. Maar het privaatrechtelijke karakter zou als uitgangspunt irrelevant moeten zijn als het om pure overheidssamenwerking gaat. Het blijft bijzonder dat alle waarborgen net als onder de huidige openbaarheidsregels overboord gaan, alleen maar omdat men kiest voor een privaatrechtelijke vorm.
Openbaarheid is plicht
Dat is zelfs staatsrechtelijk onjuist, omdat het een bestaande wettelijke plicht is dat de overheid zoveel mogelijk openbaarheid betracht. Maar goed: een aangekondigde grondwetswijziging om openbaarheid écht als grondrecht vast te leggen werd nooit ingediend na een negatief advies van de Raad van State in 2002. Ironisch genoeg is juist dít advies nooit openbaar gemaakt terwijl de andere niet-ingediende voorstellen en adviezen wel gewoon openbaar zijn.
Dit allemaal in weerwil van de commissie-Franken en de Staatscommissie-Thomassen, die wél hebben gepleit voor zo’n recht. Een onlangs in werking getreden Europees verdrag om het grondrecht te regelen werd niet eens getekend omdat dit geen prioriteit had. Iets wat met de toeslagenaffaire nog maar eens gebleken is.
Democratie buitenspel
Controlemogelijkheden ontbreken dus ten aanzien van privaatrechtelijke rechtspersonen, waardoor die gebruikt kunnen worden om belangrijke elementen van het democratiebeginsel buitenspel te zetten. Terwijl de Gemeentewet en de Provinciewet nog wel een zogenoemde voorkeur voor publiekrecht kennen, juist om te voorkomen dat deze waarborgen worden omzeild. Maar die blijken al enkele decennia een dode letter.
Had men voor een gemeenschappelijke regeling gekozen (het IPO van de provincies was ooit een openbaar lichaam) dan had men wél onder het regime van de Woo gevallen. Sterker nog, op basis van het aangenomen amendement-Buitenweg wil de wetgever bij gemeenschappelijke regelingen terecht in meer transparantie voorzien.
Staatsrechtelijke verhoudingen
Het door de regering ontraden, maar aangenomen amendement-Bisschop heeft de verbetering ten aanzien van privaatrechtelijke rechtspersonen geschrapt. Dit werkt ook door bij andere rechtspersonen dan de koepels. Verplichte openbaarheid zou in deze gevallen niet binnen de staatsrechtelijke verhoudingen passen. Maar achten de heer Bisschop en de Kamer het dan ook in strijd met deze verhoudingen dat overheidstaken, die met bepaalde waarborgen omkleed horen te zijn, door privaatrechtelijke organisaties worden uitgevoerd? Dat zou wel zo consequent zijn.
Zelfs bij een uitbestede taak, waarbij de gemeentelijke verantwoordelijkheid eigenlijk in stand zou moeten blijven, kan informatie nu niet zomaar verkregen worden. Dat zal door dit amendement helaas zo blijven. Natuurlijk moet een publiek-private samenwerking niet onmogelijk worden door dit soort eisen, ook de belangen van de private partners moeten geborgd zijn. Daar zijn de uitzonderingen voor. Maar bij pure overheidsstichtingen, -vennootschappen en -coöperaties hoort bescherming van de ‘autonome private belangen’ geen argument te zijn.
Black box
Bij de overheid hoeft geen natuurlijke persoon, maatschappelijke instelling of bedrijf met geheimzinnigheid beschermd te worden. Door openbaarheid voor deze rechtspersonen wordt voorkomen dat grote delen van overheidstaken en de besteding van publieke middelen in een black box verdwijnen. Transparantie is meer dan ooit gewenst.
Geef een reactie