Het VANG-programma voor afvalscheiding leverde een groter aandeel ‘grondstoffen’ als PMD en gft op. Maar de kwaliteit van deze stromen staat onder druk. Reden voor afvalverwerkers scherpere kwaliteitsnormen en recyclingdoelen voor gemeenten te eisen. Of die er gaan komen, is onduidelijk.
Het programma Van Afval naar Grondstof (VANG) van de rijksoverheid liep vorig jaar af. Doel van VANG was het terugdringen van de hoeveelheid restafval naar 100 kilo per persoon per jaar in 2020. De teller staat nu op gemiddeld 119 kilo (bij de start van VANG in 2014 was dat nog 200 kilo).
Dat lijkt een prima resultaat, maar de winst wordt vooral in landelijke gemeenten geboekt. In de grote steden is het doel nog ver uit zicht met nog een berg restafval van ruim 220 kilo per inwoner. Reden voor onder meer Amsterdam en Utrecht om over te stappen op nascheiding.
Steeds meer vervuild
De keerzijde van VANG is dat gescheiden ingezamelde stromen in sommige gevallen meer vervuild zijn. Zo is de kwaliteit van brongescheiden gft bij een deel van de gemeenten de afgelopen jaren verslechterd door met name de toenemende vervuiling van glas en plastic. Ook gemeenten die goed scoren op VANG, leveren partijen gft af die in uiterste gevallen tot 22 procent zijn vervuild, zeggen de afvalverwerkers.
De kwaliteit van het gescheiden PMD (plastic, metaal en drankpakken) is eveneens een aandachtspunt. Verwerkers keuren partijen PMD af die boven de norm van 15 procent vervuiling uitkomen. In sommige gevallen is dit de helft van het aantal vrachten PMD.
Recycling lastig
Vanuit sorteerders en verwerkers zwelt de kritiek aan dat het rijksbeleid is doorgeschoten. Nu de vermeende grondstoffen voor de circulaire economie van slechtere kwaliteit zijn, is recycling lastig. Gemeenten moeten aan een betere kwaliteit werken en zich meer inspannen om inwoners goed voor te lichten. Zo gebruikt maar een handvol gemeenten de door de afvalsector opgestelde wel/niet-lijsten voor de gft-bak. Bij het Rijk dringt de sector aan op een landelijke kwaliteitsnorm voor gft (maximaal 2 procent vervuiling). In plaats van reductiedoelen moeten er in een volgend VANG-programma recyclingdoelen voor de gescheiden afvalstromen komen voor gemeenten.
Werken aan verbetering
Projectleider Marijn Teernstra van Rijkswaterstaat, verantwoordelijk voor projecten rondom kwaliteit binnen VANG, stelt dat veel gemeenten fanatiek met afval scheiden aan de slag zijn gegaan. ‘Maar de kwaliteit is in sommige gevallen in het geding. We werken al een paar jaar aan verbetering van de kwaliteit en per keten proberen we in concrete projecten zo goed mogelijk samen te werken met verwerkers. We doen ons best om de resultaten hieruit te communiceren met gemeenten,’ licht hij toe.
Maar lokale overheden maken zelf hun inzamelbeleid, aldus Teernstra. ‘Er is inmiddels heel veel informatie beschikbaar. We zien in onderzoek dat het ene inzamelsysteem betere kwaliteit oplevert dan het andere. Gemeenten die systemen gebruiken die gevoelig zijn voor vervuiling, moeten zich hier van bewust zijn. Dit betekent dat er actief gemonitord en gestuurd op kwaliteit moet worden. Dat kwaliteit ertoe doet, zit bij een aantal gemeenten nog onvoldoende tussen de oren, maar ik zie wel dat het besef groeit.’
Inzamelsystemen
Rijkswaterstaat heeft het afgelopen jaar 400 sorteeranalyses gedaan verdeeld over vijftien verschillende inzamelsystemen. Volgens een van de studies heeft een gemeente met diftar jaarlijks 88 kilo minder restafval per inwoner dan een gemeente zonder dit systeem. De hoogte van de afvalstoffenheffing varieert hierbij naar gelang de aangeboden hoeveelheid restafval.
Volgens Teernstra klopt de veelgebezigde kritiek niet, dat de vervuiling van deelstromen als PMD en gft in een gemeente toeneemt na de invoering van diftar. Onderzoek toont volgens hem aan dat eerder het omgekeerde het geval is. “In gemeenten met diftar is de kwaliteit vaak iets beter.”
‘Omgekeerd inzamelen’
Zeker is wel dat sommige inzamelsystemen beter presteren dan andere. Het in veel gemeenten populaire ‘omgekeerd inzamelen’ scoort minder goed, aldus Teernstra. Bij deze methode hebben huishoudens thuis afvalcontainers staan voor PMD en gft. Hun restafval moeten ze naar wijkcontainers brengen. ‘Deze methode lijkt gevoelig voor vervuiling van deelstromen. Dit lijkt te maken te hebben met een lager serviceniveau op restafval, zoals een lage inzamelfrequentie of brengvoorzieningen voor restafval.’
Binnenkort wordt het vervolg van VANG uitgerold. Hoe dat er precies uit komt te zien, kan Teernstra nog niet zeggen. ‘Daar zijn we nu mee bezig. Wel is duidelijk dat de kwaliteit van afvalstromen centraal moet staan. Ontwijkgedrag is een ongewenst symptoom, dat de aandacht nodig heeft. We moeten beslist meer gaan doen dan alleen zoveel mogelijk gescheiden inzamelen van afval. We moeten naar een hoogwaardigere recycling toe.’
Kwaliteitsnormen zijn volgens Teernstra een optie, maar die staan vooralsnog op de longlist van maatregelen om de kwaliteit structureel te verbeteren. Maar of die er komen hangt ook af van de politieke discussie die nog moet volgen.
Geen slaafse robots
Programmamanager kwaliteit grondstoffen Corina Hendriks van ROVA vindt het te gemakkelijk om de kwaliteit van deelstromen direct toe te schrijven aan het toegepaste inzamelsysteem. ROVA is een afvalsamenwerkingsverband van 23 gemeenten in Midden- en Oost-Nederland, waaronder Amersfoort en Zwolle. De meeste hebben het VANG-doel gehaald.
Hendriks: ‘Onze gemeenten gebruiken uiteenlopende inzamelsystemen. Soms doet een systeem met diftar en omgekeerd inzamelen het heel goed, in andere omstandigheden juist helemaal niet. Binnen een gemeente kan hetzelfde systeem per wijk of buurt anders uitpakken. Mensen zijn geen slaafse robots van een systeem. Er komen prikkels op hen af en de een reageert anders dan de ander.’
Grondstoffenbingo
Afval is een low-interest onderwerp, legt Hendriks verder uit. ‘Niet iedereen denkt op het moment dat hij zich van zijn afval wil ontdoen, meteen aan een wel/niet-lijstje. We moeten de sociale factoren niet vergeten. Als wij een probleem hebben in een wijk, gaan we niet met een flyer op pad, maar doen we bij inwoners gerichte gedragsinterventies. Zo hebben we een grondstoffenbingo bedacht. Bij een vol rijtje pictogrammen van grondstoffen heb je prijs. Ondertussen heb je een aardig gesprek met inwoners over wat er in een stroom wel of niet thuishoort.’
Met de juiste inspanning van gemeente en inzamelaar, leert de aanpak van ROVA, is een goede kwaliteit bereikbaar. ‘We zien nu dat 85 procent van de PMD-containers in zo’n wijk goed wordt aangeboden, voorheen was dat zo’n 60 procent’, zegt Hendriks. ‘Maar als we onze aandacht weer verminderen, zakt het snel in. Je moet er continu bovenop zitten.’
Geef een reactie