De toeristenbelasting levert gemeenten gemiddeld genomen niet zo veel op, maar er zijn opvallende uitschieters. In enkele gevallen overstijgen de inkomsten zelfs die uit de onroerendezaakbelasting (ozb). Dat blijkt uit een artikel in economenblad ESB.
Gemeenten heffen steeds vaker en meer toeristenbelasting, bleek onlangs uit de Atlas van de lokale lasten van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO). ‘De toeristenbelasting levert naar verhouding niet zo veel op: gemiddeld zes procent van de ozb-opbrengst,’ nuanceert COELO-medewerker Coerine Hoeben in het ESB-artikel (pdf).
Waddengemeenten en Veere aan kop
‘Maar er zijn uitschieters. Zo verwacht Amsterdam dit jaar via de toeristenbelasting bijna half zoveel binnen te halen als met de ozb. En voor de vijf Waddengemeenten en de gemeente Veere is de opbrengst van de toeristenbelasting zelfs (veel) groter dan die van de ozb,’ schrijft de auteur.
Veel vrijheid
In 2005 hief 70 procent van de gemeenten toeristenbelasting, in 2018 is dit opgelopen tot 81 procent. Gemeenten hebben veel vrijheid bij de invulling van de taks. ‘Het tarief kan hetzelfde zijn voor iedere accommodatievorm, maar ook verschillen. Daarnaast kan het tarief een vast bedrag per overnachting zijn, een percentage van de overnachtingsprijs, of afhankelijk zijn van het aantal sterren.’
Verschillende tarieven
De tarieven lopen in de praktijk fors uiteen. Uitgaande van bijvoorbeeld een hotelovernachting van 107 euro, betaalt een toerist 6,49 euro belasting in Haarlemmermeer, tegen 49 cent in de gemeente Strijen. ‘Gemiddeld, over gemeenten met en zonder belasting, wordt 1,98 euro per overnachting betaald.’
Geef een reactie