Zal de voorgenomen Wet verbetering rechtsbescherming WOZ opleveren wat de naam belooft? Belanghebbenden geloven er niets van, terwijl ook gemeenten kanttekeningen plaatsen en nog met vragen zitten.
De Wet waardering onroerende zaken (WOZ) schrijft voor hoe lokale overheden onroerend goed moeten waarderen. Dat is vooral van belang voor het heffen van de daarop gebaseerde onroerendezaakbelasting (ozb), de belangrijkste bron van eigen inkomsten voor gemeenten.
Hogere waardebepaling?
Bij de invoering van de huidige regeling in 1995 kon de wetgever niet bevroeden wat er tegenwoordig speelt: dat sommige belanghebbenden een hógere waardebepaling bepleiten bij de gemeente. Wie wil er immers extra belasting betalen? Het antwoord: verhuurders.
Dat zit zo: sinds 1 oktober 2015 speelt de WOZ een grotere rol voor het bepalen van de maximaal toegestane huurprijs in de gereguleerde sector. Het gebeurt daardoor steeds vaker ‘dat belanghebbenden een tegengesteld belang hebben bij de waardevaststelling van een onroerende zaak,’ schrijft het kabinet. Huurders zijn uiteraard gebaat bij een lagere WOZ-waarde.
Whitepaper | Gevolgen wijzigingen woningwaarderingsstelsel
‘Zaaksgebonden’ beschikking
Daarom bedacht het kabinet dat de WOZ-beschikking voortaan niet meer specifiek tot een persoon is gericht. In plaats daarvan komt de nieuwe ‘zaaksgebonden WOZ-beschikking’. Deze is nadrukkelijk gericht tot alle belanghebbenden en ‘voor alle betrokkenen bindend nadat de beschikking onherroepelijk is geworden’.
Een verbetering van de rechtsbescherming voor ‘diverse belanghebbenden’, zo meende het kabinet. Maar in de praktijk leeft nogal wat scepsis, blijkt uit de reacties op de onlangs gesloten internetconsultatie. Vooral het punt dat nieuwe eigenaren of erfgenamen geen bezwaar meer kunnen maken, krijgt het te verduren.
Kritiek is er ook op het feit dat ‘medebelanghebbenden’ zelf naar de beschikking op zoek moeten; ze krijgen die niet automatisch toegezonden. Dat is geen verbetering, maar ‘een inperking’ van de rechtsbescherming, stelt de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Ook nu is het namelijk al mogelijk om je als belanghebbende bij de gemeente te melden. Vervolgens krijg je de beschikking dan nog netjes toegestuurd.
Juridisch glad ijs
Niet onbelangrijk voor gemeenten is de vraag: wat betekent deze werkwijze voor de bezwaar- en beroepstermijnen? ‘Voor een onbekende, nieuwe of medebelanghebbende is de dagtekening niet aanstonds kenbaar,’ merken fiscalisten van de Erasmus Universiteit op. Dat lijkt juridisch gezien glad ijs voor de houdbaarheid van de termijnen.
Hiermee zitten lokale overheden dan ook in de maag, zo blijkt in ieder geval uit de reacties van Den Haag en Epe. De hofstad voorziet ‘veel meer procedures’ door de nieuwe bekendmakingsregels. Meer in het bijzonder ‘arbeidsintensieve en lange procedures tot er rechtseenheid is, dus procederen tot de Hoge Raad’.
De gemeente Epe stelt min of meer hetzelfde: ‘Weliswaar wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbenden, maar dat laat onverlet dat per geval de gemeente en later de rechter zal moeten beoordelen of sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.’
Ministerie legt uit
De VNG schreef onlangs al dat het onderwerp ‘erg leeft binnen gemeenten en er nog veel vragen over het wetsvoorstel zijn’. Het ministerie van Financiën komt daarom volgende week tekst en uitleg verschaffen op de belastingconferentie van de koepel.
Geef een reactie