Maatregelen om de pensioenleeftijd te verhogen hebben een groot effect, blijkt uit een CBS-analyse. De gemiddelde pensieonleeftijd is afgelopen jaar met vier maanden toegenomen
Al negen jaar achtereen stijgt de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan. Tussen 2006 en 2015 is die opgelopen van 61 naar 64 jaar en 5 maanden. Het afgelopen jaar is de gemiddelde pensioenleeftijd 4 maanden hoger dan een jaar eerder, dit meldt het CBS.
Begin deze eeuw lag de gemiddelde pensioenleeftijd rond de 61 jaar. In 2007 begon die leeftijd te stijgen, onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen die als doel hadden te bevorderen dat werknemers langer doorwerken. Het aandeel werknemers dat voor het 65e levensjaar met pensioen gaat is sindsdien drastisch gedaald.
Ook de verhoging van de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 speelt hierin een rol. In 2015 lag de AOW-leeftijd op 65 jaar en 3 maanden, in 2016 wordt dat 65 jaar en 6 maanden. In de komende jaren zal die verder oplopen.
Openbaar bestuur het vroegst
Werknemers in het openbaar bestuur en overheidsdiensten, onderwijs, bouw en zorg gingen in 2015 het vroegst met pensioen. Het hoogst was de gemiddelde pensioenleeftijd in de landbouw en visserij en in de cultuur-, milieu- en overige dienstverlening. In alle bedrijfstakken is de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan tussen 2006 en 2015 flink toegenomen, het meest in het vervoer, opslag en communicatie met ruim 5 jaar.
(CBS)
Geef een reactie