Van data informatie maken, in plaats van kale statistieken. Willen gemeenten beter kunnen sturen in het sociaal domein, dan hebben ze dat nodig.
Juanita van der Hoek, programmanager sociaal domein in Uden is er duidelijk over: “We hebben wel cijfers, maar geen beeld.”
“Sinds de decentralisatie van onder meer Wmo en jeugdzorg is er veel werk bij gekomen, maar onze informatiehuishouding schiet te kort. Dat terwijl adequate informatievoorziening juist zo belangrijk is voor beleidsvorming, uitvoering en monitoring. Onlangs nog had ik een raadsvergadering over de sturingsbehoefte in het sociaal domein. Dan komen er een hoop grafieken en staatjes aan te pas, maar wat zeggen die eigenlijk? Ja, we weten hoeveel geld er in de basisstructuur zit. Maar we weten niet of wat we daarmee doen, voldoende helpt.”
De gemeente Uden is hierin niet uniek. Door alle taken die gemeenten uitvoeren, hebben zij redelijk zicht op hun buurten. Maar vaak schiet de kennis te kort bij vraagstukken waarbij meerdere factoren elkaar beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan armoedebeleid, beleid gericht op het voorkomen van vereenzaming of de integratie van asielzoekers. Er zijn afzonderlijke gegevens over armoede, over eenzaamheid of over asielzoekers, maar veelal niets waarmee je daar enige samenhang in kunt aanbrengen of dwarsverbanden kunt ontdekken.
Jam-wijken
“Een voorbeeld is de relatie tussen schulden en jeugdzorg. Je weet dat het hebben van schulden bij ouders vaak voor extreme stress zorgt, waardoor de kinderen in de knel komen. Wij vinden het logisch als dat veel voorkomt in buurten met sociale woningbouw. Daar is ons oog en beleid op gericht. Maar wat als blijkt dat er ook in dure wijken concentraties zijn van kinderen in de jeugdzorg? Leggen we dan ook die relatie met schulden? Dat wordt pas goed zichtbaar als meerdere datasets over elkaar heen gelegd worden. Zoals ‘kinderen in de jeugdzorg’, ‘werkloosheid’ en ‘hypotheeklasten’. Dan komen ineens ook de jam-wijken in beeld. Dure buurten waarin relatief veel mensen wonen die hun hoge hypotheeklasten amper kunnen dragen. Pas als je de verbanden ziet, kun je effectief sturen in je beleid.”
Gegevens stapelen
Aan de hand van basisregistraties hebben gemeenten veel gegevens in huis. Maar er is ook een groot aantal gegevens die zij niet tot hun beschikking hebben. Denk onder meer aan gegevens over werkloosheid of bijstandsuitkeringen. Het ontbreken van die gegevens bij gemeenten heeft vooral te maken met de privacywetgeving. Rien Stor van Geonovum, een organisatie die geo-informatie toegankelijk maakt voor overheden: “Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft die gegevens wel. Wij denken dat gemeenten hun buurten nog beter leren kennen als we gegevens van gemeenten, CBS en andere partijen kunnen combineren. Als je meerdere gegevens boven op elkaar kunt stapelen. Ook letterlijk. Dat ziet er zo uit: je geeft de gegevens ‘werklozen’, ‘bijstand/bijzondere bijstand’, ‘inkomen beneden de bijstand’, ‘schulden’ en ‘huurachterstanden’ weer op een eigen geografisch kaartje. Als je deze kaartlagen daarna op elkaar stapelt, zie je hotspots van potentiële armoede. Of misschien zie je een eerste aanwijzing voor een buurt die in verval dreigt te raken. Op deze manier word je een echte smart city en ga je heel anders kijken naar informatie.”
Privacyaspect
Deze vorm van ruimtelijke informatie, kan enorm bijdragen aan beter inzicht in zorgvragen, ontwikkelingen en de impact van interventies. Dat is uit een eerdere pilot van VNG/KING duidelijk gebleken. Wat de huidige pilotgroep onder aanvoering van Juanita van der Hoek daaraan wil toevoegen is het doorbreken van het gesloten cordon rond bepaalde gegevens. “Het CBS heeft gegevens die wij niet hebben en wij hebben gegevens die het CBS niet heeft. Maar wij kunnen onze gegevens wel naar het CBS brengen. Daarmee tackel je meteen het privacyaspect, want het CBS is er bij wet aan gehouden dat zij geen gegevens mogen onthullen. Gegevens mogen nooit tot individuen te herleiden zijn. Door alle gegevens, inclusief die van ons, en vooral de analyse daarvan binnen de muren van het CBS te brengen, kunnen we binnen de regels van de privacywetgeving veel rijkere informatie verkrijgen. Door indicatoren te stapelen, ontstaan er patronen en als je dat geregeld herhaalt zie je ook ontwikkeling in bepaalde patronen. Een ander voordeel van het betrekken van het CBS is de betrouwbaarheid van het instituut. Private partijen, zoals de woningcorporatie of het BKR, zullen hun gegevens niet aan de gemeente verstrekken, maar wel aan het CBS.”
Ken de buurt!
Van der Hoek en Stor zijn ervan overtuigd dat je anders naar gegevens gaat kijken als je het op een andere manier presenteert. Volgens Juanita van der Hoek ontstaan er daarnaast nieuwe combinaties van gegevens, waardoor gemeenten hun buurten (nog) beter leren kennen. “Zo’n stapelkaartje zegt meer dan honderd tabellen. Ik ben ervan overtuigd dat je daarmee ook het gesprek anders gaat voeren.” Of dat allemaal zo maar kan en mag? “Dat is wat we in de pilot Beheersbaar sociaal domein: Ken de buurt! gaan uitzoeken”, aldus Rien Stor. “Waar we achter willen komen is hoe het CBS binnen de grenzen van de wet informatie en analyseresultaten kan leveren waar gemeenten wat aan hebben. We willen ook weten welke gemeentelijke beleidsvragen met gegevens van het CBS beantwoord kunnen worden. Die vragen willen we graag samen met andere gemeenten onderzoeken.”
In het kader van de Digitale Agenda 2020 is dit artikel onderdeel van een serie waarin gemeenten vertellen over hoe zij denken over, en samen met andere gemeenten aan de slag gaan met, innoveren in dienstverlening en informatievoorziening.
F.M.J. de de Graaf says
Natuurlijk, cijfers zijn nodig, en het helpt om data-sets te stapelen in dynamische kaartbeelden; dat doen wij ook in ons werk. Dat het privacyvraagstuk hierbij kan hinderen klopt, maar is dat hier wel het échte issue? Zelfs met alle punten en komma?s compleet heb je nog niet het hele verhaal.
Naast cijfers zoeken wij betekenisvolle informatie door ervaringen en inzichten van inwoners en uitvoerders op te halen. Het gaat om tellen én vertellen!
Privacy speelt geen rol als je met inwoners in gesprek gaat over hun leven en waar ze tegen aan lopen. Het gaat dan niet zozeer om de casuïstiek (al is die vaak veelzeggend) maar om het zoeken naar opvallende patronen.
Door het gesprek te voeren werk je niet alleen aan monitoren en sturen maar ook aan een veranderproces waarbij nieuwe rollen en verhoudingen tussen inwoners, overheden en organisaties ontstaan. Wij noemen dit reflexief monitoren.
Tegelijkertijd boor je veranderkracht aan: op basis van de cijfers, kaartbeelden én de uitkomsten van de gesprekken kan je gezamenlijk creatieve oplossingen bedenken. Voor en door inwoners en uitvoerders, in co-creatie.
Meer weten over onze visie op monitoren nieuwe stijl? http://www.jso.nl/nieuws/richten-en-monitoren-tellen-en-vertellen/
Fenneke de Graaf, JSO.