“De wettelijke kaders zijn duidelijk”, stelt staatssecretaris van Rijn. Hij deelt eventuele zorgen over gegevensbescherming in de jeugdzorgketen niet.
Dit blijkt uit een antwoord brief op Kamervragen door de staatssecretaris.
Van Rijn is stellig: “Gemeenten en aanbieders zijn gehouden aan de wettelijke eisen die aan deze informatie-uitwisseling gesteld worden.” Of ze die ook daadwerkelijk volgen is niet iets waar het ministerie zicht op heeft. Dat is aan anderen. “Toezicht op de naleving van de normen geschiedt door de gemeenteraad, het Cbp en de Inspecties. Het is aan deze partijen om te bepalen of in concrete gevallen aan de normen wordt voldaan.”
Dat wordt door de staatssecretaris een aantal keer herhaalt in de brief. Voldoende regels en wetgeving met het bijbehorende woud aan afkortingen, wat het ministerie betreft lijt de kous daarmee af. “Gemeenten dienen zich aan die regels te houden; de gemeenteraad, het Cbp en de Inspecties zien hierop toe.” Hij wil er wel over kwijt dat doordat er veel verschillende loakle afspraken zijn “het er wel toe leidt dat toezicht op veilig berichtenverkeer ook maatwerk zal zijn.” Maar zoals gezegd de rol van Den Haag daarbij is wat de bewindspersoon betreft minimaal.
Over de gegevensuitwisseling binnen het justitionele terrein, via CORV, is hij wel iets specifieker: “Op dit moment vindt 65 procent van de gegevensuitwisseling plaats via CORV en er wordt hard aan gewerkt om dit percentage verder te verhogen.” Zonder daarbij te melden hoe het met de overige 35% verloopt. Van Rijn belooft de Kamer in het voorjaar te berichten over de voortgang van het gebruik van CORV.
Geef een reactie