Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) stelt dat de overheid in strijd handelt met het in de wet verankerde principe van doelbinding. Bovendien is de burger veroordeeld tot spoorzoeken.
CBP constateert in zijn terugblik op 2012 dat de overheid in toenemende mate persoonsgegevens verzamelt en aan elkaar koppelt. Hierdoor neemt het gevaar van een onzorgvuldige en met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) strijdige omgang met persoonsgegevens door de overheid toe.
Juist omdat burgers in veel gevallen verplicht zijn om persoonsgegevens aan de overheid af te staan, is het essentieel dat burgers erop kunnen vertrouwen dat met die gegevens zorgvuldig en in overeenstemming met de principes uit de Wbp wordt omgesprongen. Uit de praktijk blijkt echter dat de overheid – aangemoedigd door de technologische ontwikkelingen in combinatie met de wens om efficiënt en klantvriendelijk te zijn – steeds meer persoonsgegevens uit de verschillende databases aan elkaar koppelt om deze gegevens vervolgens te gebruiken voor geheel andere doeleinden dan waarvoor zij oorspronkelijk verzameld werden.
Daarmee handelt de overheid in strijd met het in de wet verankerde principe van doelbinding.
Bovendien is de burger veroordeeld tot spoorzoeken als hij wil weten welke gegevens zich waar en waarom over hem bevinden. “De bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht dat juist door de overheid als grootverwerker van persoonsgegevens als geen ander dient te worden nageleefd. Een te ‘flexibele’ omgang met dat grondrecht heeft op de langere termijn ondermijnende effecten op het vertrouwen van burgers in de overheid”, aldus CBP-voorzitter Kohnstamm.
Geef een reactie