Een koopovereenkomst die een gemeente in strijd met de ‘Didam-regels’ sluit, is niet op die grond vernietigbaar. De hoogste bieder hoeft bovendien niet altijd te winnen. Onderhandse deals blijven desondanks ‘in beginsel onrechtmatig’.
Dit blijkt uit het vrijdag door de Hoge Raad gewezen ‘Didam II’-arrest. Het gaat hier om een vervolguitspraak op de geruchtmakende eerste Didam-zaak. De rechter tikte de voormalige gemeente Didam 3 jaar geleden al op de vingers, met verstrekkende gevolgen voor andere lokale overheden.
Kans om mee te dingen
Gemeenten horen onroerend goed en grond niet een-op-een te verkopen, zo oordeelde de Hoge Raad in die eerdere zaak, ook al is een beoogde koper nog zo geschikt voor een bepaalde locatie. Andere gegadigden moeten de kans krijgen om mee te dingen. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het gelijkheidsbeginsel zouden daartoe dwingen.
Sinds dat eerste Didam-arrest leven er veel vragen bij gemeenten en hun zakenpartners. Aandacht is er bijvoorbeeld voor mogelijke ontsnappingsroutes. Hoe de Didam-regels precies uitpakken, is vrijdag enigszins verder verduidelijkt door de laatste jurisprudentie.
Nuancering Didam-arrest
Koopprocedures en -overeenkomsten die in strijd met de Didam-regels geen kans bieden aan geïnteresseerde marktpartijen, zijn niet louter op die grond nietig of ongeldig. Deze nuancering brengt de jongste uitspraak aan. ‘Verder verdient opmerking dat de Didam-regels niet dwingen tot een veiling of tot verkoop aan de hoogste bieder,’ aldus de rechter.
Gemeenten hebben dus formeel zelf beslissingsruimte. ‘Aan welke gegadigde een onroerende zaak zal mogen worden verkocht is afhankelijk van de door het overheidslichaam, met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte, te stellen objectieve, toetsbare en redelijke criteria. De Didam-regels bieden ruimte om deze criteria in een beleidsregeling op te nemen.’
In beginsel onrechtmatig
Maar gemeenten die zich niets aantrekken van de Didam-regels, begeven zich nog steeds op glad ijs, zo benadrukt de nieuwste uitspraak: ‘Een overheidslichaam dat in strijd met de regels uit het Didam-arrest overgaat tot verkoop van een onroerende zaak, handelt in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde die bij die verkoop ten onrechte geen gelijke kans heeft gekregen. Dat overheidslichaam kan op die grond schadeplichtig zijn jegens die gegadigde.’
Dit is waar Didam, tegenwoordig onderdeel van Montferland, mee geconfronteerd wordt. Het bestuur stelde dat er slechts één partij in aanmerking zou komen voor de aankoop van het oude gemeentehuis. Dat had de gemeente vooraf kenbaar moeten maken en motiveren, om geen potentiële gegadigden te passeren, aldus de rechter.
Geef een reactie