Amsterdam, Utrecht en Den Haag laten hun schuld oplopen om de begroting op de rit te houden. Grenswaarden voor de financiële gezondheid komen daardoor snel dichterbij. Den Haag zakte al door de bodem voor solvabiliteit.
Financiële kengetallen
De begrotingen voor 2020 laten zien hoe de steden presteren op de zogeheten financiële kengetallen, waaronder de solvabiliteitsratio. Hierbij geldt een ‘signaleringswaarde’ van 20 procent. Dit is het deel van de balans dat met eigen vermogen is gefinancierd, in plaats van schuld.
Den Haag duikt dit jaar al onder de norm en noteert in de begroting voor 2020 (pdf) een dieptepunt van 14,86 procent. Utrecht rekent volgend jaar op een solvabiliteit van bijna 24 procent, maar voorspelt verder te zakken tot 21,6 procent in 2022. Rotterdam zit rond hetzelfde niveau, althans volgens het beeld van afgelopen mei.
Vatbaar voor discussie
De drie hebben gemeen dat de solvabiliteit vrij snel achteruit gaat. Geld wordt zo onder meer vrijgespeeld om tekorten op te vullen. Hoe risicovol dat precies is voor een gemeente, blijkt vatbaar voor discussie. ‘Hoe hoger dit percentage, hoe gunstiger dit is voor de financiële weerbaarheid van de gemeente,’ legt de VNG het idee erachter uit.
Voor veel bedrijven geldt dat ze met de solvabiliteit van de gemeente Den Haag niet kunnen aankloppen bij de bank voor een lening. Maar voor gemeenten ‘heeft de solvabiliteit als losstaand getal een beperkte betekenis’, stelt Den Haag in de onderbouwing. Zo hoeft de bank geen rekening te houden met de opbrengst van een eventueel faillissement. De kredietkraan hoeft dus niet dicht.
Past in trend
Afgezien van de grote steden zijn er meer gemeenten die de norm – soms ver – overschrijden. Uitgesplitst naar gemeentegrootte, komt de groep daaronder tot het laagste gemiddelde. De solvabiliteit van gemeenten daalt al langer over de hele linie (in de figuur hieronder van blauw naar rood, laatst vastgestelde cijfers dateren uit 2017, daarna zijn het ramingen).
Amsterdamse schuldquote
Amsterdam loopt tegen een andere grens aan: de ‘netto schuldquote’. Hierbij worden, simpel gezegd, de eigen inkomsten van de gemeente afgezet tegen de schuldenlast. ‘Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie drukken,’ verheldert de VNG hierover.
Hoe lager het percentage, hoe beter in dit geval. De ‘signaleringswaarde’ is 130 procent. Amsterdam gaat binnen enkele jaren naar dat plafond, zo schetst de begroting. De stad wil extra lenen om te investeren, en ziet de schuldquote stijgen van 108 procent dit jaar naar 129 procent in 2023.
‘Te hoog ramen’
Maar ook hier benadrukt het college dat er geen reden is voor ongerustheid. ‘De financierbaarheid van de schuld is goed. Hiermee wordt bedoeld dat de rentelast van de schuld laag is, en dat ons renterisico beheersbaar is. Bovendien is er voldoende vraag naar door ons uitgegeven obligaties,’ aldus Amsterdam.
Amsterdam zou verder de neiging hebben om de schulden te hoog in te schatten. De echte ontwikkeling zou daarom vermoedelijk zo’n vaart niet lopen. ‘Aangezien wij onze investeringen te hoog ramen, en onze reserves te laag, ondervindt ook onze schuldprognose een effect.’
Ook bij veel andere gemeenten stijgt momenteel de schuldquote, maar niet voor het eerst (de cijfers verwerkt in onderstaande figuur zijn opnieuw slechts officieel vastgesteld tot 2017).
Geef een reactie