De ene wetenschapper ziet de participatie als “een hoger niveau van evolutie”. De ander ziet een leger werkloze zzp’ers. “Hier spreekt een dweperige gelovige met wie een open discussie weinig kansrijk lijkt.”
Vechten!
In de rechterhoek staat de euforische Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en oprichter van DRIFT, het wetenschappelijk onderzoeksinstituut naar transities. Zijn conclusie? “We maken de Genesis mee van een derde wereld, naast de al bestaande bestuurlijke wereld en de echte, alledaagse wereld komt de gedroomde wereld van ondernemende burgers of sociaal ondernemers op.”
In linkerhoek staan Evelien Tonkens, hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek, en Jan Willem Duyvendak, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hun reactie op Rotmans’ juichverhaal op de website Sociale Vraagstukken? “Hier spreekt een dweperige gelovige met wie een open discussie weinig kansrijk lijkt. Rotmans weet immers zeker hoe de wereld zich zal gaan ontwikkelen, en wie dat niet zo ziet, is per definitie een dolende geest uit een lang vervlogen tijdperk.”
Bijbels
Genesis. Gedroomde wereld. Rotmans grossiert in grote woorden. Of derde wereld een handige formulering is, staat niet meteen ter discussie. Belangrijker is of de kern van zijn verhaal echt hout snijdt.
“Nederland kantelt van een verticaal geordende, centraal aangestuurde, top-down samenleving naar een horizontale, decentrale, bottom-up samenleving”, schrijft de hoogleraar transitiekunde. “Langzaam maar zeker wordt de oude ordening van bestaande instituties en organisaties vervangen door gemeenschappen, coöperaties en sociale en fysieke netwerken. Deze nieuwe orde is het meest zichtbaar in de explosie aan burgerinitiatieven van de afgelopen tien jaar.”
Gedreven burgers hebben zin om de handen uit de mouwen te steken, denkt Rotmans. Sterker: ze willen zo min mogelijk inmenging van de lokale overheid. “Mijn ruwe schatting is dat er zo’n 10.000 projecten, zowel rijp (formeel, goed georganiseerd) als groen (informeel, amateuristisch) door burgers zijn opgezet. Hierbij zijn plusminus 250.000 mensen betrokken.” Dit participatieschip met de wind in de zeilen vraagt om een andere maatschappelijk ordening, is de conclusie.
Het advies is: neem een kijkje in de werkelijke wereld. “Er bestaat veel scepsis over de maatschappelijke beweging van onderop. De politiek worstelt ermee en benoemt het met een typisch top-down begrip: de participatiesamenleving. “Ook veel onderzoekers zijn sceptisch over de beweging van onderop. Zo tonen de onderzoekers Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak voornamelijk dedain jegens burgerinitiatieven. Zij vinden dat dezen veel te rooskleurig worden voorgesteld.”
Gelovige
Rotmans weet niet alleen zeker wat er nu gebeurt (‘de grote kanteling’), hij weet ook zeker dat deze zich zal moeten doorzetten, ja zelfs dat iedere ’tegenwerking’ vermorste energie is”, reageren Tonkens en Duyvendak. “Hij schrijft letterlijk dat er geen weg meer terug is en dat het daarom geen zin heeft om de door hem geclaimde trend te problematiseren. Hier spreekt een dweperige gelovige met wie een open discussie weinig kansrijk lijkt.”
Juist mensen met kennis van de praktijk weten heel goed dat participatie ook een heel treurige keerzijde kent. “De aard van burgerinitiatieven lijkt deels te verschuiven in de richting van sociaal ondernemerschap, zoals Rotmans ook constateert. Maar wat hij niet signaleert, is dat dit vaak heel enthousiaste en energieke maar ook tamelijk noodlijdende ondernemers zijn die het hoofd net wel of net niet boven water kunnen houden.”
Zorgverlener, kunstenaar, docent of sociaal werker. Het gaat om dat soort beroepen. “Als daar geen werk in te vinden is, zijn ze voor zichzelf begonnen. Door actief te zijn in de buurt en mee te dingen naar subsidies voor burgerinitiatieven, hopen zij een boterham te verdienen en in het gezichtsveld van geldschieters te komen.” Deze groep “zo goed als werkloze zelfstandigen” zal waarschijnlijk groeien, is de voorspelling.
Ambtenaar als opbouwwerker
Ervaring met een denktank sociale cohesie van een stadsdeel gaven de sceptische wetenschappers te denken. “De ambtenaar organiseerde de denktank als een ware opbouwwerker: ze selecteerde deelnemers, organiseerde de bijeenkomsten, voorzag deze van een agenda, een ruimte, een maaltijd en notulen. Het was op zijn minst wonderlijk de denktank daarna herhaaldelijk aangeprezen te zien als een burgerinitiatief. Zulke voorbeelden van quasi-burgerinitiatieven zijn er legio.”
Blijf oog houden voor de schaduwzijden, is het advies. “Wat minder eufoor zijn dan Jan Rotmans heeft ook het voordeel dat je goed en open blijft kijken en onderzoeken en geen ongefundeerde waarheidsclaims doet over actuele en toekomstige ontwikkelingen.”
Eerder verschijnen:
Geef een reactie