Huishoudelijke hulpen Wmo komen onder de nieuwe cao VVT in een hogere loonschaal terecht. Dit jaagt gemeenten op extra hoge kosten, terwijl zij al worstelen met eerdere bezuinigingen en kostenopdrijvende verplichtingen. VNG wil onderzoeken of gemeenten financiële compensatie moeten krijgen.
De overeenstemming over de cao VVT 2016-2018 eerder deze maand heeft gevolgen voor gemeenten. Hierin staat een afspraak over een hogere loonschaal voor huishoudelijke hulpen. Vanaf het moment dat de cao in werking treedt (naar verwachting april 2018) gaan huishoudelijke hulpen Wmo ‘eenvoudige schoonmaak HH1’ van loonschaal 10 omhoog gaan naar loonschaal 15.
De nieuwe loonschaal, gecombineerd met eerdere veranderingen, beperkingen en bezuinigingen, heeft een kostenopdrijvend effect voor gemeenten. VNG heeft daarom aan VWS aangegeven dat de haalbaarheid van innovatieve kostenbeheersing discutabel is. Zij wil onderzoek of gemeenten financiële compensatie moeten krijgen.
Realistisch
VNG wijst erop dat gemeenten afgelopen jaren al flink zijn gekort op het budget voor huishoudelijke hulp. Gemeenten hebben steeds oplossingen gezocht om tekorten op te vangen, maar zijn door de rechter steeds verder beknot in hun beleidsruimte. Ook de recente AMvB Reële prijs Wmo-ondersteuning (die gemeenten verplicht tot onderzoek naar en het hanteren van een reële kostprijs voor Wmo-dienstverlening) heeft een extra kostenopdrijvend effect voor gemeenten.
VNG en VWS overleggen over een monitor die inzage geeft in de financiële gevolgen van de AMvB Reële prijs Wmo-ondersteuning voor gemeenten. Hieraan koppelen zij de vraag over de financiële gevolgen van de hogere loonschaal voor huishoudelijke hulp.
Geef een reactie