Wordt de Omgevingswet het volgende financiële drama voor gemeenten? Harde garanties om dat te voorkomen lijken niet aanwezig, reden tot zorg des te meer.
De decentralisaties in het sociaal domein blijven als een donkere wolk hangen boven gemeenten. In het hele land wordt geworsteld met tekorten. Het kabinet zegde na lang wikken en wegen een miljard euro extra toe. Maar zelfs dat blijkt niet genoeg om problemen met de begrotingen te voorkomen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken bedacht daarom een listige boekhoudtruc.
Over de schutting
Het echte probleem, dat weet iedereen nu wel, is dat het Rijk de jeugdhulp en Wmo over de schutting heeft gegooid zonder voldoende middelen. ‘Kabinet en parlement lijken deze forse en complexe taken bij gemeenten neer te leggen zonder verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsvraagstukken te nemen,’ stelde de VNG. De spreekbuis die zelf de gewraakte afspraken maakte over het geld, maar dat terzijde.
Terwijl de kater hiervan nog in alle hevigheid bonkt, komt een nieuwe decentralisatie in snel tempo dichterbij. Over een klein anderhalf jaar, op 1 januari 2021, treedt de Omgevingswet in werking. Een monsteroperatie die het omgevingsrecht bundelt uit veertig bestaande wetten en honderden onderliggende besluiten en regelingen. Met de belofte van vereenvoudiging en – opnieuw dus – meer lokale beleidsvrijheid, even afgezien van de koekoekseieren.
Toekomst is onzeker
Welke financiële gevolgen brengt dit met zich mee? Tja, dát kan eigenlijk nog niemand overzien. ‘De toekomst is nu eenmaal onzeker,’ aldus het ministerie van Binnenlandse Zaken in een notitie over dit onderwerp (pdf). Er zijn wel diverse onderzoeken gedaan, ‘maar het blijven ramingen die ernaast kunnen zitten’. Over de verdeling van de kosten zijn niettemin al behoorlijk gedetailleerde afspraken gemaakt.
In die afspraken ontbreekt de gevleugelde ‘efficiencykorting’, lees: er komt geen greep uit het Gemeentefonds. Maar juich niet te vroeg. Want de veronderstelling is wél dat de invoering van de Omgevingswet op de langere termijn besparingen oplevert, waar louter in de aanloop wat kosten tegenover staan. Daarom vergoedt het Rijk de invoeringskosten niet. ‘Deze (toekomstige) jaarlijkse besparingen kunnen, voor zover ze partijen ten deel vallen, worden ingezet als dekking voor te maken kosten als gevolg van de stelselwijziging,’ staat in het bestuursakkoord (pdf).
Kosten maken
Dat betekent kosten maken, in ieder geval de eerste jaren. Adviseurs van Deloitte waarschuwden al voor begrotingsgaten omdat niet alle gemeenten hiermee voldoende rekening houden. Dat is ook nog moeilijk gezien de blinde vlekken. De VNG heeft samen met Deloitte wel een model gemaakt om inzicht te verkrijgen. In de gemeente Bergen schrokken ze zich rot daarvan: een brandbrief (pdf) ging uit naar de VNG en alle gemeenten.
De invoeringskosten in Bergen zouden op 3,3 miljoen euro komen. Besparingen op de langere termijn rolden jammer genoeg niet uit de berekening, wel een structurele kostenpost van 385.000 euro voor de komende tien jaar. ‘Wij maken ons ernstig zorgen over de financiële impact van de invoering van de Omgevingswet,’ zo begint de brief. En verderop: ‘Op lange termijn kunnen de kosten voor gemeenten lager uitvallen, maar dit betwijfelen wij. Zeker gezien de recente ervaringen met de drie decentralisaties in het sociaal domein.’
Het begin: 775 miljoen
Het inzicht tot dusver, ook uit Bergen, betreft nog vrijwel uitsluitend invoeringskosten. Het VNG-model laat de structurele effecten veelal buiten beschouwing. Een nog te verschijnen model (pdf) moet daarover meer helderheid bieden. Wat de invoeringskosten betreft, leert de tabel hieronder dat gemeenten bij elkaar ruim 775 miljoen euro kwijt zijn. Opvallend is dat de kosten grofweg oplopen naarmate de gemeente kleiner is. De grote steden rekenen op 20 euro per inwoner, de kleinste gemeenten gaan uit van 77 euro.
Deze bedragen suggereren exact inzicht, maar dat is er dus nadrukkelijk niet. Aan het VNG-model, de bron hiervan, is pas nog gesleuteld omdat het te algemeen was. De laatste versie, van afgelopen maart, geeft gemeenten voor het eerst knoppen om aan te draaien voor hun specifieke situatie. Uitgaande van lokale beleidsvrijheid, lijkt dat een minimumvereiste om een zinnig beeld te krijgen.
‘Regeren is vooruitzien’
Het ministerie ondertussen, roept op ook oog te hebben voor de structurele effecten. ’Regeren is vooruitzien en dat geldt ook voor de financiële effecten van de Omgevingswet. Je kan niet wachten tot 2021 om te zien wat er in financiële zin dan gebeurt.’ Als voorbeeld noemt BZK in de notitie het vervallen van zo’n 60 procent van de technische bouwtoetsen. ‘Daarmee zal tijdig in de personeelsformatie en de begroting rekening gehouden moeten worden.’
Terecht, niemand wil natuurlijk dat gemeentemedewerkers straks duimen zitten te draaien. Een woord dat in de vooruitziende notitie van het ministerie dan weer ontbreekt, is ‘handhaving’. In het nieuwe omgevingsstelsel zetten regels de toon, in plaats van vergunningen. Dat je die regels vervolgens moet handhaven, lijken gemeenten juist wel structureel in de gaten te hebben.
Nadere afspraken?
Gelukkig zitten de VNG en het ministerie in ieder geval een half jaar voor de invoering van de Omgevingswet nog bij elkaar. Niets minder dan ‘het geheel van financiële consequenties’ staat dan op de agenda, zoals in het akkoord is opgenomen. ‘Dit kan aanleiding geven om nadere afspraken te maken over de begrenzing van de afgesproken bedragen (kosten en bespaarde kosten) of de ambitie in de uitvoering.’
Geef een reactie