Welke ruimte heeft de gemeenteraad als hij invloed wil hebben op gedecentraliseerde taken? “De gedachte dringt zich op dat we hier te maken hebben met een sprookje.”
In het boek Bouwplaats lokale verzorgingsstaat zet universitair hoofddocent Solke Munneke op rij wat de rol van gemeenteraden is bij transities. “Uit de evaluatie van een eerdere decentralisatie bleek dat de rol van de raad daarbij niet steeds goed uit de verf kwam”, begint Munneke al niet echt positief.
De waarschuwing is dat gemeenteraden moeten oppassen niet alle macht bij de colleges van het land moeten leggen.
“De gedachte dringt zich op dat we hier te maken hebben met het in stand houden van een sprookje”, aldus Munneke. “Toch is maar gedeeltelijk van zo’n sprookje sprake. Daar waar immers de argumenten voor decentralisatie het sterkst opgeld doen (rekening houden met lokale omstandigheden, de meest directe invloed van burgers op het bestuur van hun omgeving), is en blijft voor het vertegenwoordigende orgaan een belangrijke rol weggelegd.”
De raad legitimeert vooral als hij invloed kan hebben op het te voeren beleid, stelt de universitair hoofddocent. Punt is wel dat hiervoor bestuurlijke, juridische en financiële ruimte moet bestaan. Juridisch gezien heeft de raad invloed op twee manieren:
- Direct, door het stellen van algemene regels die het bestuur binden en beïnvloeden, en
- Indirect, via het ter verantwoording roepen en controleren van het dagelijks bestuur.
Kaders stellen en controleren dus, maar hoe hangt dit samen met de transities?
Voor de kaders zijn er twee belangrijke, juridische instrumenten: de verordenende bevoegdheid en de )begroting. Juist hier, op basis van een evaluatie van het decentraliseren van de Wet werk en bijstand, concludeert Munneke dat er nog een wereld is te winnen. “Hier rijst de vraag waar de raad precies zijn taken heeft laten liggen.”
Verordeningen
Conclusie: het zit niet zozeer in de verordeningen zelf. “Het gaat om de wijze waarop het daarin vast te leggen beleid wordt uitgedacht.” Bij decentralisaties worden de normen voor de taak al voor een groot deel in de wet vastgelegd; het college wordt met de uitvoering belast. Het aan de raad om de verordende bevoegdheid te gebruiken waar mogelijk. Geen sinecure. Dit vraagt om “belangstelling, tijd en expertise“.
Begrotingen
Kaders stellen via begrotingen dan? “Voor de raad is de extra belang nu de decentralisaties een belangrijk financieel motief kennen”, staat in het boek. Het gaat om prioriteiten. Keuzen, “en het is de raad die ook hier het voortouw behoort te nemen”. En ja, de afhankelijkheid van het college zal volgens Munneke groot zijn, maar de ruimte is er.
Het stellen van kaders gebeurt natuurlijk op voorhand. Daarna gaat het om controle, achteraf. Welke ruimte hebben gemeenten als de beleidstrein al is gaan rijden?
Controle
Instrumenten om colleges te controleren zijn er voldoende. “De vraag is hoe van die instrumenten gebruik kan worden gemaakt.” Wettelijk zijn er in ieder geval weinig belemmeringen de instrumenten in te zetten. “Voor wat betreft de doelmatigheid van het beleid wordt van zowel de raad als het college veel verwacht.”
Dat het college bij de transities bijna altijd de overhand heeft, loopt als een rode draad door dit hoofdstuk in het boek. De logische conclusie is dat zowel het college als de gemeenteraad de verantwoordelijkheid moeten nemen voor het uitvoeren van de nieuwe taken. Vooral voor de raad is dat best uitdagend, om het maar eufemistisch te verwoorden. Dit alles vraagt meer dan ooit om betrokkenheid en kennis van zaken.
Kennisbank Sociaal Beleid
Specifieke, en vaak ook juridische, kennis over het sociaal domein is hier te vinden >>
Geef een reactie