In de begrotingen 2011 van de 36 grootste steden snijden de gemeenten gemiddeld 5 procent in hun uitgaven. Het grootste deel van de bezuinigingen (35%) wordt gevonden in het ambtelijk apparaat.
Dit is een van de conclusies die Nicis Institute trekt uit een analyse van de begrotingen van de grote steden (in pdf) die vandaag is gepresenteerd. De bezuinigingen in de begrotingen 2011 zijn een eerste stap in de bezuinigingen die de gemeenten staan te wachten.
Uit de analyse blijkt ook, dat als gevolg hiervan de vermogenspositie van steden in de komende jaren wel eens aanmerkelijk zal kunnen verslechteren. Het zal een zware opgave zijn om deze tendens te keren. Dit geldt met name voor gemeenten met een bescheiden eigen vermogen en hoge vaste schulden.
Top 3
Uit de analyse blijkt verder dat het grootste deel van de bezuinigingsopgaaf (35%) is begroot via kostenreductie van het ambtelijk apparaat. De meeste gemeenten bezuinigen door slimmer in te kopen, minder extern personeel in te huren, krimp van formatieplaatsen, taken te concentreren en door af te zien van feesten en partijen.
De tweede grote bezuinigingspost (19%) betreft bezuinigingen op het terrein van arbeidsmarktbeleid, maatschappelijke opvang en zorg. Dit zijn nog maar de eerste stappen in de bezuinigingen die op dit beleidsterrein doorgevoerd moeten gaan worden.
De derde bezuinigingspost (8%) betreft maatregelen op het bestuurlijke vlak, bijvoorbeeld door vermindering van het aantal wethouders, het versoberen van onderzoek, beperken van dienstauto’s en het versoberen van dienstverlening aan de burger.
Verschillen
De wijze waarop de gemeenten bezuinigingen doorvoeren, verschilt per gemeente. Zo hebben de gemeenten Nijmegen, Venlo en Zwolle een bovengemiddeld groot deel van de bezuinigingsopgave begroot op het ambtelijke of bestuurlijke vlak.
Dit is in Dordrecht, Haarlem, Den Bosch, Emmen, Apeldoorn en Leeuwarden juist lager dan gemiddeld. Sommige steden concentreren de bezuinigingen op één beleidsterrein (Breda, Deventer, Nijmegen, Venlo, Zwolle), terwijl de meeste steden de bezuinigingen spreiden over meerdere beleidsterreinen. Sommige steden ontzien bewust bepaalde groepen burgers (bijvoorbeeld de jeugd in Rotterdam). Terwijl 32 van de 36 steden niet alleen bezuinigingen maar ook ruimte in te begroting inbouwen voor nieuw beleid.
De gemeenten Deventer, Ede, Eindhoven, Enschede, Haarlem, Nijmegen en Zoetermeer kiezen er voor om de lasten voor zowel burgers als bedrijven niet te verhogen ondanks de dalende inkomsten. De andere steden compenseren in wisselende mate een deel van de dalende rijksinkomsten (gemiddelde 4%) door belastingen en heffingen te verhogen. Iedere stad maakt daarbij eigen keuzes welke belasting(en) en retributie(s) verhoogd worden.
Vermogenspositie
Wat betreft de vermogenspositie van de gemeenten, die bepaalt in hoeverre de gemeenten in de positie zijn om de teruggang van inkomsten op te kunnen vangen met een (tijdelijke) inzet van reserves om transitiekosten van een lager uitgavenniveau te kunnen dekken, zijn er tussen gemeenten grote verschillen om de klappen op te kunnen vangen. In de begrotingsscan is gekeken naar de vermogenspositie zoals deze was aan de vooravond van de bezuinigingen.
Uit de begrotingsscan blijkt dat de vermogenspositie het sterkst is bij de gemeenten Zoetermeer, Dordrecht, Den Bosch, Utrecht en Tilburg. Deze gemeenten hebben een relatief groot eigen vermogen in combinatie met relatief lage vaste schulden. De vermogenspositie is het zwakst bij de gemeenten Arnhem, Amersfoort, Haarlem, Zaanstad, Sittard-Geleen en Hengelo. Deze gemeenten hebben een bescheiden eigen vermogen in combinatie met tamelijk hoge vaste schulden.
Geef een reactie