De minister heeft zich voorgenomen om iets te doen tegen het fenomeen van ‘slapende rekenkamers’, rekenkamers die louter op papier bestaan. Daartoe wil hij verschillende maatregelen nemen.
-COLUMN-
Mensen lijken een natuurlijke weerzin te hebben tegen controle en verantwoording. Als ik een politiefuik in word gedirigeerd, irriteert mij dat. Als onze boekhouder vragen gaat stellen over mijn onkostendeclaratie, erger ik mij aan diens gebrek aan vertrouwen. Als ik op Schiphol gefouilleerd word, vind ik dat vervelend.
Raar is het dus niet dat Colleges van B&W zich ergeren aan rekenkamers. Ik begrijp ook wel dat sommige Colleges de neiging niet kunnen weerstaan om die rekenkamers zo klein mogelijk te houden. En in sommige gemeenten zijn ze daar goed in geslaagd.
De minister van Binnenlandse Zaken wordt weer geacht de lokale besturen te controleren. Dat vindt wederom niemand in het lokale bestuur leuk. Als de minister constateert dat in sommige gemeenten een loopje wordt genomen met de verplichte rekenkamer, gaan bij menigeen de nekharen recht overeind staan. “Waar bemoeit de minister zich mee? Heeft die soms nog nooit gehoord van lokale autonomie?” Zeker wel, maar hij mag er echt wel iets van vinden.
Deze minister heeft zich voorgenomen om iets te doen tegen het fenomeen van ‘slapende rekenkamers’, rekenkamers die louter op papier bestaan. Daartoe wil hij verschillende maatregelen nemen. Zo heeft hij geconstateerd dat als rekenkamers ‘slapen’, dit vaak komt omdat er louter raadsleden zitting in hebben. Stel nu dat er geen raadsleden actief mogen zijn in rekenkamers, dan zal dit vast de activiteit van rekenkamers ten goede komen. Wel, deze redenering lokt onvermijdelijk allerlei mooie intellectuele discussies uit. Zo kan je eens beginnen over de kwestie wat hier oorzaak is en wat gevolg. Je kan eens een balletje opgooien of het middel erger is dan de kwaal. Je kan zelfs de vraag stellen of rekenkamers met louter externen nu zo fantastisch werk leveren. Maar dat neemt niet weg dat het in zichzelf een reële en terechte discussie is. Dat er zowel door raadsleden, griffiers als door menig lid van (gemengde) rekenkamers ‘als door een angel gestoken’ op wordt gereageerd, is wat vreemd. Maar dat heeft weer alles te maken met de weerstand tegen controle. Immers, door de discussie te agenderen stel je de vraag of gemengde rekenkamers hun werk wel goed doen. Dat is geen fijne vraag.
Een andere mogelijkheid om inactiviteit van rekenkamers te voorkomen is om hun budget te garanderen. De minister stelde dat voor, de vereniging van rekenkamers (NVRR) heeft zich achter dit initiatief gesteld. Wederom waren de afkeurende opmerkingen niet van de lucht. Ook hier geldt dat er allerlei terechte vragen kunnen worden gesteld. Immers, leidt meer budget wel automatisch tot betere kwaliteit? Dreigt niet het gevaar dat de aan het budget gestelde ondergrens opeens ‘de norm’ wordt?
Maar de essentiële vraag blijft toch waarom er in sommige gemeenten zoveel weerstand is om serieus na te denken over de minimale vereisten voor een volwaardige controlefunctie.
Maar ach, de beantwoording van die vraag, dat was al de eerste zin van deze bijdrage.
B. Muurling says
De gemeente Langedijk heeft sinds 2 jaar een rekenkamercommissie. Daarvoor is jaarlijks een budget van ? 30.000 beschikbaar, dus over 2014 en 2015 totaal ? 60.000. Voor dat geld is één rapport verschenen, over muziekonderwijs. De Burgerrekenkamer Langedijk vraagt zich af of het stellen van een minimum budget wel zal leiden tot meer activiteit. Beter ware het burgers met kennis, tijd en goede zin te faciliteren. Die doen het gratis!