Het recht op zak- en kleedgeld voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen, schiet volgens kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer in de uitvoering tekort. Naar aanleiding van een casus in de gemeente Den Haag pleit ze voor een uniforme, landelijke regeling.
Het komt nog te vaak voor dat jongeren die onder toezicht gesteld zijn of onder voogdij staan en in een instelling wonen, géén zak- en kleedgeld ontvangen. Zij kunnen dus niets voor zichzelf kopen, wat zich juridisch laat vertalen als een ‘belemmering in ontwikkeling door een niet toereikende levensstandaard’. Dit blijkt uit het rapport Wie geeft mij(n) zak- en kleedgeld van de Kinderombudsman en de Haagse Jeugdombudsman.
Recht op zak- en kleedgeld
Aanleiding voor het rapport is een meisje van vijftien dat aanklopte bij de Jeugdombudsman Den Haag. Het meisje verbleef in een logeerhuis voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen. Zij ontving geen zak- en kleedgeld, terwijl zij hier wettelijk wel degelijk recht op heeft. Haar ouders waren niet in beeld en betrokken instanties hielpen haar niet verder. Ze had geen geld voor de aanschaf van toiletartikelen, kleding, schoolspullen, boeken of voor het openbaar vervoer om vrienden te bezoeken. Ze stapte met succes naar de Jeugdombudsman Den Haag. Door diens tussenkomst ontvangt zij inmiddels zak- en kleedgeld.
Landelijke regeling nodig
Het probleem van dit meisje staat niet op zichzelf en het is al veel langer bekend. In 2017 stelden de VNG, Jeugdzorg Nederland, VGN en GGZ Nederland een handreiking op, zodat het beter geregeld zou worden. Maar de klachten blijven terugkeren. Zo bestaan er in de praktijk soms twijfels over de financiële zorgplicht. ‘De afspraken komen niet of halfslachtig tot stand. Ook verschillen ze sterk per regio, waardoor er alsnog ruis ontstaat over de vraag wie het zak- en kleedgeld betaalt en wie het vergoedt. Het is tijd dat dit hardnekkige probleem voor eens en altijd wordt opgelost,’ aldus het rapport.
Volgens de Kinderombudsman en Jeugdombudsman is een uniforme, landelijke regeling nodig. Die moet zorgen voor ‘de financiering, uitbetaling en hoogte van het zak- en kleedgeld voor kinderen die met een jeugdbeschermingsmaatregel in een residentiële instelling wonen en wier ouders niet (kunnen) voldoen aan hun onderhoudsplicht.’
Gemeenten actief op zoek
Tot die regeling er is, willen zij dat gemeenten, gecertificeerde instellingen en andere betrokken woonvoorzieningen duidelijke afspraken maken over de vergoeding. Zo willen ze voorkomen dat deze kinderen tussen wal en het schip vallen en geen zak- en kleedgeld ontvangen. Ook wil de Kinderombudsvrouw dat gemeenten actief op zoek gaan naar deze groep kinderen en zorgen voor financiering van het zak- en kleedgeld.
Kalverboer: ‘Alle kinderen hebben recht op ontwikkeling en een adequate levensstandaard. Kinderen die onder toezicht zijn gesteld of onder voogdij staan en in een instelling wonen, hebben het op veel fronten minder makkelijk dan kinderen die thuis opgroeien. Goed geregelde basisvoorzieningen zoals zak- en kleedgeld zijn voor hen noodzakelijk om mee te kunnen doen in de samenleving.’
Geef een reactie