Bedrijfsterreinen worden amateuristisch gepland. Het lijkt meer op een fabriek van losse kavels (‘’kavelfabriek’’) dan zorgvuldige huisvesting van bedrijven die goed in de omgeving is ingepast.
De gebouwen die er staan hebben vaak weinig waarde. Ook het beheer van het openbaar gebied is meestal onder de maat. Er moet heel wat gebeuren om de professionaliteit van (her-)ontwikkelen en beheer van bedrijventerreinen te verbeteren. Dat constateert het vandaag verschenen rapport ‘Van bedrijventerrein naar werkmilieu’. Het rapport is een onderzoekverslag naar bedrijventerreinen in Nederland maar vooral een handreiking voor de praktijk om het beter te doen.
Door de onbeholpen planning en inrichting zijn bedrijventerreinen impopulair bij het brede publiek. Dat is ernstig omdat daar een groot deel van onze economische activiteiten plaatsvinden. Zo spreekt een dezer dagen verschenen verslag over bedrijventerreinen in Friesland over ‘’slordige situering, slechte vormgeving, en onvoldoende inpassing in de omgeving ’’.
Praktijk van gebiedsontwikkeling
De Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft en Inbo, de opstellers van ”Van bedrijventerrein naar werkmilieu’’ doen hier een in wezen een simpele aanbeveling: pas de praktijk toe die we kennen bij de (her-)inrichting van complexe winkel- en woongebieden. Deze praktijk van gebiedsontwikkeling blijkt prima toepasbaar op de huisvesting van bedrijven. Met de inzet op ‘werkmilieus’ en gebouwen van een hoger kwaliteitsniveau, krijgen ook beleggers en projectontwikkelaars belangstelling voor de (her-)ontwikkeling van bedrijventreinen. En dat is ook precies wat de overheid wil.
Het rapport stelt dat deze aanpak alleen kan slagen als die inspeelt op de huisvestingswensen van ondernemingen. In de reële economie ligt de rigide functiescheiding al zo’n 25 jaar achter ons. De overheid gaat echter nog steeds van deze functiescheiding uit. Zij ontkent de economische dynamiek want functies wisselen elkaar bij wijze van spreken elke dag af. Onderzoek, productie, kantoorfuncties en verkoop lopen door elkaar heen en zijn met elkaar verweven in één ruimte.
Werkmilieus
“Het nieuwe werken” heeft de bedrijfsterreinen allang bereikt. Vandaar dat het rapport bespreekt over ‘werkmilieus’. Daarbij komt dat de milieuhinder van bedrijven de afgelopen decennia sterk gereduceerd is. Daarom houdt het rapport een krachtig pleidooi van menging van werken met andere functies zoals, horeca, wonen, kantoren en onderwijsvoorzieningen.
Drs. Jeanet van Antwerpen, partner bij Inbo en één van de auteurs van het rapport: “Gemengde gebieden blijken beter bestand tegen veranderingen in de economie en de samenleving. De waarde van het vastgoed ligt doorgaans op een hoger niveau.” Door de vastgoedcrisis zullen bedrijventerreinen veel langzamer transformeren dan oorspronkelijk gepland; daarom is meer tolerantie van bedrijfsfuncties ten op zich te van hun buren geboden; modernisering van het omgevingsrecht is noodzakelijk.
Maakindustrie
Aan de andere kant vragen de auteurs aandacht voor de huisvesting van echt industriële en logistieke berdrijven. Prof. mr. Friso de Zeeuw, hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft onder wiens supervisie het onderzoek is verricht: ”Elke gemeente wil kennisbedrijfjes in huis halen, maar de maakindustrie die veel aan innovatie doet, moet absoluut een plek in ons land houden. Die plek staat onder druk’’.
Bij hun rondgang langs bedrijven hebben de onderzoekers ervaren dat veel bedrijven nog best tevreden zijn met hun huidige plek. Zij benadrukken dat het beheer beter moet. Dan wordt soms wel erg snel naar de gemeente gekeken. Drs. Ruud Bergh, directeur SADC en initiatiefnemer van het onderzoek zegt hierover: ‘’Maak ondernemers zelf verantwoordelijk voor beheer en veiligheid bijvoorbeeld in de vorm van een gebiedscorporatie. Stel daaraan als overheid bestaande middelen ter beschikking. En als 90% wil meedoen, dan moet je de laatste 10% kunnen dwingen om te participeren.’’
Geef een reactie