Er is momenteel veel aan de hand in de wereld van de buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) en daarmee zeker ook in die van de gemeentelijke handhaver. Een van de kwesties is het imago van de handhavers. Wat vindt de burger van de opsporingsbevoegden
De gemeentelijke handhaving is volop in ontwikkeling en veel zaken zijn nog allerminst ‘uitgekristalliseerd’. Denk hierbij aan de vragen over taken, bevoegdheden, opleiding, selectie, positie in het (lokale) veiligheidsdomein en zeker ook het al dan niet toekennen van bepaalde geweldsmiddelen. Onlangs was er de discussie over bewapening van de Boa en wat de taakverdeling tussen politie en handhavers is. Dit is direct te koppelen aan het beeld dat de burger heeft van de handhaver. Is er voldoende steun en draagvlak. Vijf gemeenten (Den Haag, Utrecht, Almere, Katwijk en Smallingerland) hebben daarom Bureau Bervoets onderzoek laten doen naar het imago van de buitengewoon opsporingsambtenaar. Het onderzoek werd gepresenteerd tijdens de Dag van de Boa.
Wat vindt het publiek vindt van de gemeentelijke handhavers, wat zijn de ervaringen van het publiek zijn met deze specifieke beroepsgroep en hoe is het contact tussen burgers en handhavers op straat. In het onderzoek is gekeken naar het beeld van burgers over de zichtbaarheid van de handhavers; de bereikbaarheid van de handhavers; wijze van optreden door de handhavers (o.a. houding t.o.v. burger; professionaliteit); de bijdrage van handhavers aan een leefbare en veilige gemeente alsmede aan het uiterlijk van een handhaver (bv. representatief voorkomen).
Neutrale houding
De meeste burgers blijken een neutrale houding te hebben ten opzichte van de handhavers, waar de Boa zelf vaak denkt dat de burger een lage dunk van hen heeft. Dat laatste komt vooral voort uit ervaringen die de ambtenaar opvangt uit (social) media en niet direct uit eigen ervaring tijdens de werkzaamheden. Het komt naar voren dat burgers die ervaring hebben met handhavers overwegend positief zijn waar de handhaver vaak de negatieve ervaring lijkt te onthouden. Het kernprobleem is wellicht: in het algemeen tonen burgers zich wat mild over de handhavers, maar als zij zelf onderwerp worden van handhaving, wordt het ‘een ander verhaal’. Dan ontstaan soms de moeizame contacten.
Dienstverlenend versus regeltoepassend
Boa’s lijken een dienstverlenende rol te prefereren boven een regeltoepassende. Zij willen namelijk niet als ‘star’ of ‘autoritair’ overkomen, of voorkomen dat dit imago aan hen gaat kleven. Voor dienstverlenend straatoptreden is in de praktijk veel ervaring nodig, waaronder de kunst om handig om te kunnen gaan met de discretionaire ruimte. Denk daarbij aan het bijna ambachtelijk hanteren van meerdere strategieën om het gedrag van burgers te beïnvloeden, waarvan het inzetten van wettelijke bevoegdheden (o.a. bekeuren) slechts één van de opties is. Bij bijvoorbeeld parkeercontrole en bij (informele) bonnenquota kan nauwelijks worden geput uit deze discretionaire ruimte. Het daadwerkelijk toepassen van de dienstverlenende stijl lukt ook niet altijd en overal, omdat een deel van het publiek dat het de handhavers erg moeilijk maakt en op straat soms zelfs behoorlijk tegenwerkt, verbaal en soms zelfs fysiek geweld gebruikt tegen handhavers. Het is immers zo dat burgers, ongeacht hun achtergrond, zich vandaag de dag maar moeilijk laten aanspreken op hun gedrag.
Voorlichting splitsen
Uit dit onderzoek blijkt echter dat de burger (het publiek) erg moet wennen aan de gemeentelijke handhaver. Hoewel burgers aangeven dat ze de aanwezigheid en zichtbaarheid van de handhaver belangrijk vinden, is het voor de meesten van hen bij lange na niet duidelijk wie deze functionaris is, en wat deze doet aan de veelvoorkomende ergernissen van diezelfde burger. Dat kan de burger echter onmogelijk kwalijk worden genomen. Het lijkt er bovendien op dat de opkomst van de gemeentelijke handhavers zich buiten het blikveld van de gemiddelde burger heeft voorgedaan en vooral binnen politiek-bestuurlijk-ambtelijke kringen zichtbaar was. Daar ligt een (voorlichtings)taak voor de overheid. Uitgangspunten hierbij zouden moeten zijn: wat is de gemeentelijke handhaver, wat doet deze en wat mag deze? Een aantal gemeenten (niet alleen de deelnemende gemeenten in het onderzoek) heeft daarmee al ervaring opgedaan en het zou goed zijn om van elkaar te leren wat de meest effectieve inhoud en vorm is van een dergelijke campagne. Beter en waarschijnlijk effectiever voor het imago is het om de voorlichtingscampagne
specifiek te richten op opiniemakers (journalisten, veiligheidsexperts) en een apart traject voor gemeenteraadsleden.
Geweldsanalyse
Ten slotte is nadere analyse nodig van het verbale en fysieke geweld tegen de gemeentelijke handhavers. Daarmee kan worden geleerd wat er nodig is (gericht op zowel de professionals als het publiek) om geweld via gevaarsbeheersing tegen te gaan en er goed mee om te gaan als het dan toch aan de orde is. Ook dit als onderdeel van correct, professioneel straatoptreden dat rechtstreeks van invloed is op het imago van handhavers.
Geef een reactie