Hoe brengen gemeenten hun ambities in beeld? Hoe maken zij ruimte voor initiatief uit de samenleving? MijnOmgevingsvisie.nl nam de eerste vier omgevingsvisies onder de loep.
Hoe brengen gemeenten hun ambities in beeld? Hoe maken zij ruimte voor initiatief uit de samenleving? MijnOmgevingsvisie.nl nam de eerste vier omgevingsvisies onder de loep. Deze visies zijn vastgesteld door de gemeenten Tilburg, Uden, Opsterland en Hellendoorn. De analyse biedt een belangwekkend inzicht in hoe gemeenten omgaan met participatie, omgevingskwaliteit, veranderende rollen van de overheid en mondige burgers. Ook levert de analyse informatie en inspiratie op voor gemeenten die nog aan de slag moeten of bezig zijn met het opstellen van een omgevingsvisie. De nieuwe Omgevingswet treedt in 2018 in werking.
Ambities
De eerste gemeenten die een omgevingsvisie hebben vastgesteld zijn Tilburg, Uden, Opsterland en Hellendoorn. De visies zijn te vinden onder de linkjes en op de kaart (rechts).
Op deze kaart is ook te zien welke gemeenten binnenkort hun omgevingsvisie vast gaan stellen. Op dit moment zijn dat de gemeenten Dokkum, Hollands Kroon, Westvoorne, Baarle-Nassau en Geldermalsen, en onder voorbehoud Oirschot en Winterswijk. De kaart wordt regelmatig bijgewerkt.
MijnOmgevingsvisie.nl volgt de ontwikkelingen in de nieuwe omgevingsvisies op de voet en analyseert ze globaal op een viertal thema’s: proces, participatie, omgevingskwaliteit en opgaven. Doel hiervan is zowel om handreikingen te bieden aan de lokale overheid, als om inzicht te krijgen in de ambities van overheden bij de invulling van het publieke opdrachtgeverschap in de nieuwe, gedecentraliseerde context van de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Mijn Omgevingsvisie.nl is niet gericht op de juridische aspecten van de Omgevingswet.
Proces
De gemeenten Tilburg, Uden, Opsterland en Hellendoorn zijn zich terdege bewust van de omslag van het ‘ivoren toren’-beleid – waarmee van bovenaf werd bepaald hoe de ruimte wordt ‘ingevuld’ – naar het vormgeven van meer ruimte voor initiatief vanuit de samenleving. Werden in structuurvisies vaak kant-en-klare ruimtelijke plannen gepresenteerd, tegenwoordig worden burgers, bedrijven en instellingen uitgenodigd om met ideeën te komen.
De regie ligt in de vier visies niet meer per definitie bij de gemeente; andere partijen kunnen de voortrekkersrol oppakken, waarna de gemeente kan aansluiten. De gemeente helpt en faciliteert: niet financieel, maar door oplossingen te bedenken, die recht doen aan het initiatief én oog hebben voor de ontwikkeling van stad of dorp. Maar de gemeenten hebben moeite met het spanningsveld tussen loslaten en sturing of: tussen vaag en specifiek. Hoe maak je ruimte voor initiatieven uit de samenleving mogelijk? En ook: hoe zorg je ervoor dat de omgevingsvisie concreet genoeg is om ad hoc-beslissingen tegen te gaan? Deze dilemma’s spelen in alle vier gemeenten.
Totdat de Omgevingswet in 2018 werking treedt, vallen de visies nog onder de huidige Wro. Mogelijk verklaart dit dat zij zowel in vorm als inhoud nog veel op structuurvisies lijken. Interessant is de vraag of dit na de invoering van de Omgevingswet zal veranderen.
Alleen Tilburg heeft zijn omgevingsvisie zelf opgesteld. De drie andere gemeenten hebben externe bureaus ingeschakeld voor het (mede)opstellen: BügelHajema Adviseurs (Hellendoorn), Westhuis & Partners (Opsterland) en Rho Adviseurs voor leefruimte (Uden).
Xpert Omgevingszaken
Download het gratis whitepaper ‘Relativiteitsvereiste bij omgevingsbesluiten’ >>
Participatie
Het staat gemeenten vrij om het participatieproces naar eigen inzicht vorm te geven. Dat is terug te zien in de vier omgevingsvisies: ieder heeft zijn eigen aanpak. Hellendoorn organiseerde een aantal thematische workshops rondom o.a. ‘leefbare kernen en identiteit’ en het ‘buitengebied’, terwijl Opsterland per dorp bijeenkomsten organiseerde over wonen en zorg. Uden heeft de uitkomsten van de G1000 gebruikt als aanleiding om rondom een aantal gebieden verder het gesprek aan te gaan. Tilburg heeft een uitgebreid participatieproces opgesteld met opvallende resultaten. “Dit zouden ze vaker moeten doen!” was een veelgehoorde reactie bij “verrassings- en bliksembezoeken”, die de gemeente introduceerde. Die bezoeken waren een vernieuwende manier om kennis op te halen bij Tilburgers. Ook maakt Tilburg in de visie helder dat er zowel overeenkomsten als verschillen zijn tussen bewoners en andere betrokkenen. Hiermee geeft de gemeente een kijkje in de keuken bij de ontwikkeling van zijn omgevingsvisie gegeven.
In hoeverre het participatieproces van de vier gemeenten reflecteert in de uiteindelijke visie, of om te zien wie hebben deelgenomen aan het participatietraject, is onduidelijk. Of er een link is tussen het participatieproces en de omgevingsvisie is daardoor niet vast te stellen.
Omgevingskwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is een begrip dat in alle visies wordt genoemd. Opsterland ziet het als uitdaging om zonder groei te blijven investeren in ruimtelijke kwaliteit. Daartoe doet de gemeente een beroep op maatschappelijk kapitaal bij burgers ondernemers en maatschappelijke organisaties. Aan de ene kant stelt de gemeente duidelijke doelen in de vorm van robuuste ruimtelijke structuren in landschap en natuur; aan de andere kant wil de gemeente faciliterend zijn richting particulieren en organisaties. Zo krijgen zij de ruimte om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving. In Hellendoorn wordt ruimtelijke kwaliteit opgeknipt in een aantal identiteiten zoals Avontuur in de natuur, Overweldigend natuurlijk, Beleef de Regge, Rond boeren en Sterke kernen. Telkens vormt zo’n identiteit het voornaamste uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. In Uden wordt ruimtelijke kwaliteit gekoppeld aan economische kwaliteit, die de financiële dragers vormen voor instandhouding en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Uden verwacht van initiatiefnemers dat zij ook (mede-)investeren in verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Tilburg ziet cultuurhistorische kwaliteiten als inspiratiebron voor ontwikkeling. Het begrip ruimtelijke kwaliteit wordt na vaststelling van de visie verder uitgewerkt.
De omslag van het smalle begrip ruimtelijke kwaliteit naar het bredere (en meer maatschappelijk georiënteerde) begrip omgevingskwaliteit wordt niet gemaakt. Omgevingskwaliteit is één van de maatschappelijke doelstellingen van de Omgevingswet. Dat het begrip in de eerste vier omgevingsvisies niet voorkomt hoeft niet verwonderlijk te zijn, het begrip is nog jong. Maar het is jammer dat er geen aanzet is gedaan in de richting van dit nieuwe kwaliteitsbegrip.
Opgaven
Opgaven vanuit de samenleving beperken zich niet tot sectorale grenzen, maar gemeentelijke organisaties zijn vaak nog sectoraal georganiseerd. Co-creatie wordt, met name in Hellendoorn, als methode genoemd om de kloof tussen beleid en praktijk te overbruggen en op die manier visies en plannen meer integraal vorm te kunnen geven. In bijna alle visies wordt erkend dat het spoor van uitbreiding, kwantiteit en groei is ingewisseld voor het spoor van transformatie, kwaliteit en hergebruik. Uden vindt dat alle ruimtelijke ontwikkelingen duurzaam moeten zijn met als uitgangspunt de ladder voor duurzame verstedelijking. Hellendoorn kent specifieke ruimtelijke opgaven zoals een fly-over de provinciale weg N35 en een natuurverbinding Nijverdal en Sallandse heuvelrug. Opsterland onderscheidt vooral sectorale opgaven voor wonen en voorzieningen. Weliswaar gekoppeld aan een integraler thema als vergrijzing maar dat komt niet helemaal uit de verf. In Tilburg worden de opgaven aan de hand van strategieën op de verschillende schaalniveaus Brabant, regio en stad benoemd. Helaas wordt in geen van de visies de ruimtelijke impact van de energietransitie helder. Ook aspecten als cultuur en gezondheid -beide belangrijke onderdelen van omgevingsvisies- komen marginaal aan bod.
Dit artikel verscheen eerder op MijnOmgevingsvisie.nl, een project van Architectuur Lokaal. Met dank aan Vincent Kompier & Stef Bogaerds
Geef een reactie