Gemeenteraden kunnen meer grip krijgen op samenwerkingsverbanden met verschillende instrumenten. Bijvoorbeeld gele of rode kaarten. Maar hoe meer democratische controle, hoe ‘stroperiger’ de besluitvorming.
Daarvoor waarschuwt het rapport Versterking gemeenteraden bij effectieve samenwerking?, dat minister Ollongren van Binnenlandse Zaken maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De bewindsvrouw schreef eerder al de invoering van een gele kaart te overwegen. Het rapport zet de mogelijkheden voor diverse soorten controle bij samenwerkingsverbanden op een rij.
Rood wettelijk beperkt
De opties voor rode kaarten – om besluiten goed te keuren dan wel te vernietigen – zijn op dit moment beperkt. Zo bepaalt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat besluiten van bestuursorganen slechts aan goedkeuring kunnen worden onderworpen in bij wet bepaalde gevallen. Inzet van de rode kaart zou daarom beperkt moeten blijven tot organen die de raden zelf besturen. Bovendien mag niet iedere raad een veto krijgen.
Een gele kaart betekent dat het bestuur van het samenwerkingsverband een besluit moet ‘heroverwegen’. Dit is mogelijk voor alle soorten samenwerkingen onder de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), waarvan er in de praktijk honderden zijn. In ieder geval kan aan de gezamenlijke raden de bevoegdheid van de gele kaart worden toegekend. Iets anders is het alweer om afzonderlijke raden daartoe te machtigen.
Niet solo op de rem
Dat laatste verdraagt zich net als de rode kaart hooguit met samenwerkingsverbanden waarbij het bestuur ook (deels) bestaat uit raadsleden. Met andere woorden: één enkele raad mag niet op de rem trappen bij zogenoemde college- of burgemeestersregelingen, waaronder belangrijke verbanden als de veiligheidsregio’s en de omgevingsdiensten.
‘Nadruk op het vergroten van democratische controle leidt logischerwijs tot toekenning van een gele- of rodekaartprocedure aan afzonderlijke raden,’ vermeldt het rapport. ‘Het nadeel hiervan is dat dit kan leiden tot stroperige besluitvorming, aangezien elke raad afzonderlijk kan zorgen voor oponthoud in de besluitvorming of de besluitvorming achteraf kan terugdraaien.’
Beleidsrijke samenwerking
De onderzoekers merken daarbij op dat de inzet van een kaartprocedure ‘meer voor de hand ligt bij beleidsrijke samenwerking dan bij samenwerkingsverbanden die louter op bedrijfsvoering zijn gericht’. Niet bedrijfsvoering, maar beleid is immers het werkterrein van de raad.
Behalve de kaartprocedures gaat het rapport in op negen andere mogelijkheden om de grip op samenwerkingsverbanden te verstevigen. Er wordt bij aangeven of het instrument al bestaat, of het past binnen de systematiek van de Wgr, of dat invoering kan worden overwogen. Het wil met een aanpassing van de Wgr ‘de politieke verantwoording over gemeentelijke samenwerking verbeteren’.
Geef een reactie