Een algemene experimenteerbepaling in de Gemeentewet is ‘niet aanvaardbaar’ of moet stevig worden begrensd. Tot die conclusie komen onderzoekers in rapporten die al bijna een jaar bij het ministerie van Binnenlandse Zaken liggen. Minister Ollongren stuurde de beschouwingen onlangs zonder reactie naar de Kamer.
De minister gaf zelf opdracht voor de onderzoeken. ‘Welke ruimte is er voor experimenten in de organieke wetgeving, gelet op de constitutionele uitgangspunten die daarbij in het geding zijn,’ was haar onderzoeksvraag. Met ‘organieke wetgeving’ wordt naast de Gemeentewet gedoeld op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Provinciewet. Vraag twee was: ‘Is het denkbaar hiervoor een algemene experimenteerbepaling te ontwerpen en zo ja, langs welke weg zou deze vorm gegeven kunnen worden?’
Per onderwerp bekijken
‘Nee’ is het antwoord daarop in het meest kritische rapport, van Proof adviseurs. ‘Per onderwerp’ moet worden bekeken of een experiment tot de mogelijkheden behoort. Hoewel de huidige praktijk vaak méér ruimte biedt dan bestuurders en ambtenaren denken, zijn er wel degelijk grenzen. Die worden bijvoorbeeld bepaald door ‘hogere rechtsnormen’ zoals de Grondwet, die het ‘hoofdschap’ van de gemeenteraad regelt. De wetgever kan daardoor niet alle bevoegdheden naar het college schuiven. Verder kan alleen de raad bestaande ‘autonome bevoegdheden’ overdragen aan andere organen. Experimenten met het kiesstelsel zijn evenmin toegestaan.
Strijdigheid Gemeentewet
Het rapport stamt van voor de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming. Vooruitlopend daarop schreven de auteurs al dat ook in de nieuwe situatie niet naar believen kan worden uitgeprobeerd. ‘Wordt de burgemeestersbenoeming gedeconstitutionaliseerd, dan kan met een gekozen burgemeester niet worden geëxperimenteerd zonder ook andere bepalingen (zoals de verhouding college-raad en burgemeester-wethouders) in dat experiment te betrekken.’ Anders zou dat strijdigheid opleveren met de Gemeentewet zelf.
Democratische rechtsstaat
Ook de ‘beginselen van de democratische rechtsstaat’ zijn relevant voor experimenten. Het gaat dan om bijvoorbeeld rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor burgers. Afwijking hiervan moet volgens Proof adviseurs in principe mogelijk zijn, maar vereist een heldere omschrijving van het experiment. ‘Ook als een experiment ertoe leidt dat in de ene gemeente andere regels gelden dan in de andere hoeft van ongelijke behandeling geen sprake te zijn, zolang maar in gelijke mate en op basis van objectief gerechtvaardigde criteria toetreding tot het experiment mogelijk is.’
Reeks uitzonderingen
Het tweede rapport is van voormalig hoogleraar Remco Nehmelman, tevens oud-ambtenaar van BZK en tegenwoordig werkzaam als griffier van de Eerste Kamer. Hij ziet wél ruimte voor een algemene bepaling, maar stuit op veel dezelfde bezwaren. De algemene bepaling kan daarmee rekening houden naar zijn idee. Zo moet een hele reeks artikelen van de Gemeentewet worden uitgezonderd van experimenten. De rechtsbeginselen die gerespecteerd dienen te worden, moeten worden opgesomd in de bepaling.
Plannen Ollongren
Eerder zag het kabinet al af van een algemene experimentenwet, waarover de Raad van State kritisch was. Sindsdien zoekt Ollongren het in de Gemeentewet. Zij ziet dat lokale overheden behoefte hebben aan experimenteerruimte en wil daaraan tegemoetkomen. ‘Om overheden de gewenste ruimte voor een eigen of nieuwe aanpak te bieden is een van de opties dat wordt overgegaan tot een aantal aanpassingen van de organieke wetgeving om dit voor alle overheden mogelijk te maken,’ schreef zij vorig jaar aan de Kamer. De onderzoeken laten zien dat ook hieraan haken en ogen zitten.
Geef een reactie