De overheveling van rijkstaken naar gemeenten verloopt niet altijd vlekkeloos, en zal in de toekomst beter moeten. Volstaat daarvoor het gebruikelijke bestuurlijk overleg, of is er een Wet op de decentralisaties nodig? Minister Ollongren sluit het zware geschut niet uit.
Dit blijkt uit de reactie van de minister op het in december verschenen eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel. Dat advies bevat stevige kritiek op de werkwijze van politiek Den Haag tijdens de decentralisaties én op de niet aflatende bemoeienis met deze beleidsterreinen sindsdien. De commissie onder voorzitterschap van VVD-veteraan Johan Remkes onderschrijft hiermee vergelijkbare opmerkingen van de Raad van State en andere gezaghebbende adviseurs.
Stelselverantwoordelijkheid
Een Wet op de decentralisaties zou een herhaling van de problematiek in het sociaal domein moeten voorkomen. Daar zijn niet direct heel nieuwe ideeën voor nodig, maar eerder een ‘codificatie’ van de uitgangspunten die al op papier zijn gezet, verspreid over verschillende plekken. Zo zou de ‘stelselverantwoordelijkheid’ van Den Haag concreter ingevuld moeten worden, een boodschap die pas nog werd herhaald door de Raad voor het Openbaar Bestuur.
Kniebuiging kabinet
De fundamentele kritiek van staatsrechtelijke en politieke zwaargewichten blijkt doel te treffen in de Trêveszaal. ‘Het kabinet herkent zich in veel van de analyse van de staatscommissie,’ aldus Ollongren in haar brief. Die kniebuiging blijft niet bij woorden, zo komt er een ‘doorlichting van het bestaande wettelijk kader met betrekking tot interbestuurlijke verhoudingen met decentrale overheden’. De Tweede Kamer wordt ‘later dit jaar nader geïnformeerd over de uitkomsten’.
Bevorderen beleidsvrijheid
De minister sluit niet uit dat vervolgens een speciale wet wordt opgetuigd. ‘Het is mogelijk dat deze exercitie leidt tot nieuwe wetgeving met betrekking tot de interbestuurlijke verhoudingen met decentrale overheden.’ Bij de doorlichting zal ook aandacht zijn voor de rol van de minister van Binnenlandse Zaken. Die heeft immers een bijzondere verantwoordelijkheid ‘met het oog op het bevorderen van de gemeentelijke, respectievelijk provinciale beleidsvrijheid en het borgen van de uitvoerbaarheid op decentraal niveau van nieuwe stelsels’.
Niet haarscherp
Dat een wettelijke regeling niet ‘haarscherp’ alle verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan verdelen, begrijpt de commissie. Het advies is daarom ‘de hoofdlijnen en afwegingskaders wettelijk vast te leggen en daaraan ook de hand te houden.’ Bemoeienis met casuïstiek bij gemeenten geldt bijvoorbeeld als ongepast, tenzij de casus ‘duidt op een fout in het stelsel of het systeem’. Ook moet er worden gezorgd voor voldoende geld om de nieuwe taken uit te voeren.
Wrevel en frustratie
Vanwaar eigenlijk de bekommernis van de staatscommissie parlementair stelsel over het lot van gemeenten? Je zou denken dat er genoeg typisch Haagse problemen zijn om een rapport over vol te schrijven. Dat zit zo: in de Kamer regent het moties en vragen over onderwerpen die raken aan de decentralisaties. Als de minister daar vervolgens niets mee kan, leidt dit tot ‘gevoelens van onmacht, wrevel en frustratie’. Dat heeft wel degelijk zijn weerslag op het functioneren van de parlementaire democratie ‘en ook op de beleving daarvan bij de kiezers’.
Geef een reactie