Werk vanuit de driehoek, adviseert directievoorzitter Jantine Kriens van de VNG. Ga je alleen in de beleidshoek zitten dan schrijf je nota’s en die veranderen niets aan de werkelijkheid, stelt Kriens.
“In de transitiefase tot 1 januari moeten heel veel technische zaken geregeld worden”, zegt Kriens tegen kenniscentrum Movisie. “Na al het voorbereidende werk kan de echte transformatie van start gaan. Het grote risico is wel dat gemeenten zo vastgezet worden door de overgangsvoorwaarden, dat ze de ruimte niet meer hebben om straks de echte vernieuwing neer te zetten.”
Wat is jullie formule?
“Mijn visie is dat als je meters wilt maken, je altijd moet werken vanuit de driehoek: beleid, praktijk en wetenschap. Alle punten van die driehoek moeten goed vertegenwoordigd zijn. Ga je alleen in de beleidshoek zitten dan schrijf je nota’s en die veranderen niets aan de werkelijkheid. Krijgt de uitvoering te veel nadruk, dan verzetten mensen ontzettend veel werk en gebeuren misschien niet altijd de juiste dingen op het juiste moment of op de juiste manier. Ligt het accent te veel op de wetenschap, dan blijf je in een ivoren toren zitten en constateer je dat het niet allemaal gaat zoals het zou moeten gaan. Of je nu bij de implementatie van de wet regionale verbanden maakt of wijkteams organiseert, bij alles wat je doet moet je er voortdurend voor zorgen dat de balans in die driehoek klopt.”
Hoe zorgt de VNG voor kennisontwikkeling?
“De VNG heeft voor een periode van vier jaar geld gereserveerd om een extra impuls te geven aan het ontwikkelen van netwerken binnen de wetenschap. Input vanuit de wetenschap krijgen we bijvoorbeeld vanuit ZonMw, hogescholen, ziekenhuizen en kennisinstituten. De VNG heeft haar beleidsafdelingen omgebouwd tot expertiseknooppunten. Die zogenoemde expertisecentra beheren de netwerken en verzamelen ook informatie uit de praktijk en de wetenschap. Ze ondersteunen bestuurlijke commissies op thema’s als het sociaal domein, het fysieke domein of veiligheid.”
Hoe monitor je kwaliteit?
“Gemeenten monitoren de ontwikkeling; de VNG faciliteert met instrumenten, zodat ze kunnen monitoren. Om dit goed te stroomlijnen, hebben gemeenten besloten een collectief budget uit te trekken voor ‘informatievoorziening sociaal domein’. Die informatievoorziening gebeurt op basis van een aantal indicatoren voor vooruitgang. Die indicatoren zijn vastgesteld in sessies met cliëntenorganisaties, ambtenaren, professionals en politici. Ook het Rijk is erbij betrokken. Dat is belangrijk omdat je in je aanpak dezelfde definities wilt hanteren.”
Wat vraagt dit van gemeenten?
“De decentralisatie is een reactie op de veranderende samenleving. Dit betekent dat gemeenten niet alleen hun beleid, maar ook hun organisatie veranderen. In die nieuwe samenleving kan de gemeente niet meer in kokertjes werken. Gemeenten zijn dan ook bezig om een nieuwe manier te ontwikkelen om zich tot de burger te verhouden. Het gaat erom dat je als gemeente de participatie en de inbreng van je inwoners zo groot mogelijk wilt maken. Je ziet daar al verschillende voorbeelden van. Er worden nu bijvoorbeeld coalitieakkoorden met inbreng van burgers gemaakt, terwijl het altijd de partijen waren die dat deden.”
Hoe kan die transformatie een succes worden?
“Transformatie is ook altijd in het diepe springen, kunnen corrigeren, en dus altijd moeilijk. In deze fase van belangenbehartiging loop je het risico dat je alleen nog maar met institutionele organisaties rond de tafel zit. Dat moeten we op dit moment wel even regelen. Belangrijk is wel dat we ons bij elke stap moeten afvragen: maken we het met deze nieuwe structuur nog wel mogelijk om een transformatie te laten plaatsvinden?”
Is er nog ruimte voor experimenten?
“We moeten prioriteiten stellen in de fasering. Zorgcontinuïteit is voor de gemeenten nu de eerste prioriteit. Tegelijkertijd is er ook een bezuiniging vanaf 1 januari. Zorgcontinuïteit plús bezuiniging plús transformatie verhoudt zich slecht tot elkaar. Daarom moet je je in de aanbestedingen van dit moment richten op continuïteit. In de periode daarna zal er steeds meer ruimte moeten komen om ervoor te zorgen dat die transformatie tot zijn recht komt. Ondertussen zijn er ook nieuwe initiatieven. Ik ben zelf een grote fan van zorgcoöperaties. In Hoogeloon en Austerlitz hebben inwoners zich de vraag gesteld hoe zij in hun omgeving ouder willen worden. Waarom worden dementerende ouderen niet in het eigen dorp ondergebracht maar ergens 30 kilometer verderop? De coöperaties hebben hierover nu nieuwe afspraken gemaakt met zorgverzekeraars en gemeente.”
Waar gaan gemeenten het moeilijk mee hebben?
“Er moet echt heel veel gebeuren. Soms gaat het om dingen die ogenschijnlijk niet ingewikkeld lijken, maar enorme consequenties kunnen hebben voor het proces. Denk aan zoiets als op tijd afspraken maken met zorgverzekeraars, of het goed regelen van de gegevensoverdracht naar de gemeente, of zoiets banaals als facturen op tijd kunnen versturen. Als je niet weet waar je facturen heen moet sturen, kun je geen zorgcontinuïteit bieden. En als dit dan straks allemaal is geregeld staan gemeenten voor de opgave niet in de bestaande situatie te blijven zitten, maar ruimte te maken voor vernieuwing.”
Waar liggen kansen?
“Ontwikkelingen in de richting van zelfsturende gemeentes zijn interessante vernieuwingsbewegingen in democratie. Het past bij de ontwikkeling dat mensen meer willen. Waar het om gaat is dat we de spanning opzoeken in de initiatieven van burgers en de verantwoordelijkheid van een overheid die het algemeen belang dient. Daarbij moeten we ons goed realiseren dat de publieke ruimte altijd schaars is en voor iedereen toegankelijk moet blijven.”
Bron:
Het volledige artikel is te lezen in de zogeheten relatiekrant MOVISIES van het kenniscentrum >>
H Marchand says
Inderdaad is een goede balans in de driehoek van belang. Helaas is er nu te veel de neiging tot het ambtelijk aanvliegen van de werkelijk vanachter het (VNG-)cursusboek en tekentafel. Ook wordt er veel gejuridiseerd (overeenkomsten zijn erg belangrijk schijnt (vanuit de ‘open-einde’-angst) en worden er bv. alvast veel WMO-consulenten aangesteld om de hausse aan vragen ‘gekanteld’ te kunnen verwerken. Risico: overbemeten structuren met lage handelingssnelheid en verdrietige burgers. Ook angst voor instituties buiten is blijkbaar fors aangepraat of vanuit incidenten uit de media eigen gemaakt als collectief bewustzijn. Vanuit die kramp draaien de raderen ook te langzaam. Plan, do, trust is nog ver weg.
Kortom: er is nog van alles meer om alert op te zijn als aanvulling op het bovenstaande. Misschien hoort bij het ‘weer in het midden uitkomen’ altijd een doorschieten naar de uitersten, al durf ik te beweren dat door tijdig in kleine maar juiste gezelschappen theorie, praktijk en beleid te verbinden dat wellicht nodig hoeft te zijn.