Inwoners actief betrekken bij de ontwikkeling van zonneweiden en windparken: hoe krijg je dat voor elkaar met burgerparticipatie? Onderzoekers van TNO gingen het na en komen met concrete aanbevelingen voor beleidsmakers en belanghebbenden.
Bewoners spelen een sleutelrol bij verduurzaming. Zo is participatie van belang voor draagvlak. TNO onderzocht, in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de lessen van 8 eerdere participatietrajecten van zonne- en windparken.
Kennis over inwonerparticipatie
Het doel van het onderzoek Participatie in de praktijk is het ontwikkelen van kennis over de kenmerken van inwonerparticipatie die bijdragen aan een positieve beleving van het participatieproces en het zonne- of windpark. Ook wilde het instituut weten hoe je in de praktijk zorgt voor diversiteit en tijdige inwonerparticipatie.
Er is daarom onderzoek gedaan naar 5 thema’s: beslissingsbevoegdheid van inwoners, diversiteit van de participanten, overleg, bekwaamheid van de initiatiefnemer, en eerlijke verdeling van lusten en lasten. Dit blijken terugkerende issues te zijn bij de onderzochte participatietrajecten. ‘We zien dat bij alle cases vergelijkbare issues spelen.’
Als omwonenden negatief zijn over het participatieproces, zijn zij dit ook over het zonne- of windpark. Andersom geldt hetzelfde.
1. Beslissingsbevoegdheid: praat tijdig
Bij de onderzochte trajecten betekent ‘tijdig betrekken’ voor bewoners dat zij mee kunnen beslissen over de locatie van het park en omvang. Als inwoners niet kunnen meebeslissen ervaren zij daarentegen de betrokkenheid als ‘te laat’. Er zou volgens de onderzoekers dan ook een mate van invloed moeten zijn op de besluiten waarover men meepraat. Net als transparantie: het moet voor inwoners duidelijk zijn waarover nog kan worden mee besloten en waarover niet. ‘Dit kan gevoelens van schijninvloed verminderen of voorkomen.’
2. Transparante informatie
Omwonenden ervaarden verstrekte informatie niet altijd als voldoende. Zelfs als dit een doel was van het participatieproces. Voor een goed participatieproces is het volgens de auteurs nodig dat omwonenden tijdig duidelijke en toegankelijke informatie ontvangen, of kunnen vinden, over alle stappen en regels. ‘Denk hierbij aan een planning met belangrijke beslismomenten en een gezamenlijke agenda. Daarbij zouden omwonenden ondersteund kunnen worden in het verwerken van deze mogelijk nieuwe, complexe informatie middels de inschakeling van een expert op dit gebied.’
3. Diversiteit: afstemmen op doelgroepen
De samenstelling van de groep omwonenden die participeert, was in het onderzoek vaak niet divers. Bij geen enkel e casus is er dan ook een aanpak toegepast om verschillende doelgroepen te bereiken en te zorgen voor een (grotere) diversiteit aan deelnemers. ‘Het zijn vaak de usual suspects, de typen inwoners die al vaak betrokken zijn bij projecten in hun nabije leefomgeving. Dat zijn doorgaans witte, theoretisch opgeleide mannen van middelbare leeftijd met een relatief hoog inkomen,’ aldus de onderzoekers.
De aanbeveling van TNO luidt om communicatie- en participatieactiviteiten op verschillende doelgroepen toe te spitsen. De groep omwonenden die de meeste hinder zullen ervaren, kan je hierbij identificeren. Zo kan deze groep extra aandacht krijgen bij participatieactiviteiten.
4. Verschillende benaderingen
Dankzij een doelgroepenbenadering ontstaat inzicht in de verschillende omwonenden en op welke manieren zij betrokken en vertegenwoordigd willen worden. Vanuit deze kennis kun je passende participatie- en communicatievormen zoeken, zo luidt het advies. Ook raden de onderzoekers aan om ten minste in te zetten op verschillende communicatiekanalen voor het bereiken van omwonenden. Zo blijken verschillende sociale media effectief om specifieke groepen te bereiken. Ook het inschakelen van een tussenpersoon of expert helpt om informatie op een toegankelijke manier op te stellen. Passend bij de behoeften en kennis van de verschillende lokale doelgroepen.
5. Neem lokale geschiedenis mee
Omwonenden vinden het belangrijk dat initiatiefnemers over kennis van de lokale geschiedenis beschikken. Dat is van belang voor hoe bekwaam zij overkomen. Zo doe je er goed aan om voor het opstellen van een communicatie- en participatieplan kennis van de lokale geschiedenis over het gebied op te doen en deze inzetten. De initiatiefnemer kan in het contact met omwonenden ook rekening houden met levende gevoeligheden uit het verleden of heden. ‘Het participatieproces kan met dergelijke kennis inhoudelijk beter worden ingericht.’
6. Balans lusten en lasten
Omwonenden ervaren vooral de lasten van een zonne- of windpark, zoals horizonvervuiling, en niet de lusten. Denk daarbij aan financieel voordeel. Soms wordt er gesproken over financiële participatie en compensatie. In de praktijk blijkt het lastig een vorm te vinden die past bij wat omwonenden willen én die als voldoende wordt ervaren om de lasten te compenseren. Maar als er afstemming plaatsvindt tussen de initiatiefnemer en omwonenden, helpt dit met het in balans brengen van de lusten en lasten.
TNO adviseert daarom: breng bij een participatietraject op tijd in kaart welke mogelijkheden er zijn voor financiële participatie en compensatie. Ga hierover in gesprek met inwoners. Dit vraagt om maatwerk, niet alle omwonenden zullen dezelfde wensen hebben. Een laatste tip van de onderzoekers: ‘houd er rekening mee dat financiële compensatie niet alle ontevredenheid weg kan nemen’.
Regierol gemeenten
Samen met adviesbureau TwynstraGudde maakte TNO een zogeheten inspiratieplaat. Gemeenten kunnen daarmee vanuit meerdere startpunten en kennisniveaus aan de slag om de regierol bij burgerparticipatie op zich te nemen. Voor de handreiking zijn recente nationale en internationale wetenschappelijke inzichten en praktijkmethoden gebruikt.
Ook ontwikkelde TNO een innovatieve tool voor het ophalen van participatiebehoeftes onder bewoners: de Warm(t)e Kermis. Lees over de ontwikkelingen, inzet en ervaringen.
Geef een reactie