Gemeenten die nog geen participatieverordening hebben met een regeling voor het ‘uitdaagrecht’, moeten dit uiterlijk 1 januari 2027 op orde hebben. De Eerste Kamer stemde onlangs voor de nieuwe verplichtingen, die burgers meer invloed geven op de lokale uitvoering. Bedenkingen waren er in overvloed, maar niet bij het kabinet.
Onder de aangenomen wet Versterking participatie op decentraal niveau krijgen bewoners een uitdaagrecht of ‘right to challenge’. Hiermee kunnen ze taken van de gemeente overnemen, ‘al dan niet met bijbehorend budget, omdat zij denken deze taak beter of efficiënter te kunnen uitvoeren. Denk hierbij aan het beheer of onderhoud van een park of buurthuis,’ aldus de rijksoverheid.
‘Voorstel niet indienen’
De wettelijke regeling van het uitdaagrecht leidde al tot veel kritiek sinds toenmalig minister Ollongren van Binnenlandse Zaken eind 2018 de aanzet gaf. Zo vond de Raad van State in 2020 ‘het wetsvoorstel en de daarop gegeven toelichting ernstig tekortschieten’. De wetgevingsadviseur stelde ‘dat het wetsvoorstel in fundamentele zin moet worden heroverwogen en derhalve niet in deze vorm bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.’
Het kabinet nam dit 2 jaar in beraad, maar zond het voorstel in 2022 ongewijzigd naar de Tweede Kamer. ‘De regering ziet in de opmerkingen van de Afdeling, mede gelet op het belang van het betrekken van inwoners, geen reden om dit wetsvoorstel niet in te dienen.’ Wederom twee jaar later haalde het voorstel dus de eindstreep, ook door het parlement ongewijzigd.
‘Ik denk dat we liever een beter onderbouwde wet hadden gehad,’ merkte senator Daan Rovers namens de samenwerkende fracties GroenLinks en PvdA op tijdens het Eerste Kamerdebat. ‘We hadden misschien liever gezien dat de wet veranderd was na het advies van de Raad van State. Dat is allemaal niet gebeurd; we zitten met deze wet.’ Voor de ruime meerderheid in de Senaat bleek dit echter overkomelijk. Ook voor Rovers, alleen de PVV stemde tegen.
Inspraak wordt participatie
Gemeenten moeten, overigens net als provincies, de bestaande inspraakverordening veranderen in een participatieverordening. Dit betekent dat betrokkenheid van burgers niet alleen bij de voorbereiding maar ook tijdens de uitvoering en evaluatie geregeld dient te worden op lokaal niveau. De uitwerking blijft een plaatselijke verantwoordelijkheid.
Uitzondering op die vrijheid vormt het uitdaagrecht. Dit nieuwe onderdeel moet in de verordening worden uitgewerkt. Hoe gemeenten dat doen, is opnieuw grotendeels een lokale verantwoordelijkheid. Volgens het kabinet zal het nieuwe participatiebeleid met het uitdaagrecht als verplicht onderdeel, de lokale democratie langs verschillende wegen versterken. ‘Participatie hoort bij een sterke en levendige democratie,’ is het uitgangspunt.
Gemeenteraad in defensief
De Raad van State wilde dit niet zomaar aannemen en wees op haken en ogen, bijvoorbeeld voor de positie van de gemeenteraad. Zo wijzen onderzoekers erop dat de raad ‘door burgerinitiatieven in het defensief wordt gedrongen’. Lokale volksvertegenwoordigers voelen zich ‘gedwongen of onder druk gezet, toe te geven aan burgerinitiatieven zonder deze af te (durven) wegen tegen publieke belangen in bredere zin’.
Geen wonder allicht, dat de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden ook bedenkingen had. De belangenorganisatie zag het uitdaagrecht als wettelijk verplicht nummer niet zitten, en pleitte tevergeefs voor een ‘kan-bepaling’ in de wet. ‘De raad dient ruimte te houden om anders te besluiten. De raad blijft immers het hoogste bestuursorgaan.’ Maar wel met nieuwe uitdagingen, dus.
Geef een reactie